ELI - Navigatie systeem via een Europese identificatiecode voor wetgeving http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2021/10/28/2021042995/staatsblad
28 OKTOBER 2021. - Koninklijk besluit houdende de nodige maatregelen van bestuurlijke politie teneinde de gevolgen voor de volksgezondheid van de afgekondigde epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19 pandemie te voorkomen of te beperken
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen
die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 14 augustus 2021 betreffende
de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie, artikelen 4, § 1,
eerste lid, 5, § 1 en 6; Gelet op het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende
dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken; Gelet op
het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 houdende de afkondiging van de epidemische noodsituatie betreffende
de coronavirus COVID-19 pandemie; Gelet op het overleg van 20 en 24 oktober 2021 bedoeld in
artikel 4, § 1, eerste lid, van de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke
politie tijdens een epidemische noodsituatie; Gelet op het overleg van 26 oktober 2021 binnen
het Overlegcomité; Gelet op de vrijstelling van de regelgevingsimpactanalyse, bedoeld in artikel
8, § 2, 1°, van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve
vereenvoudiging; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 oktober
2021; Gelet op het akkoord van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 27 oktober 2021; Gelet
op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, gegeven op 28 oktober 2021; Gelet op de wetten
op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1, eerste lid; Gelet
op de dringende noodzakelijkheid; Overwegende dat het niet mogelijk is te wachten op het advies
van de afdeling wetgeving van de Raad van State binnen een verkorte termijn van vijf werkdagen (desgevallend
verlengd tot acht werkdagen indien de adviesaanvraag wordt voorgelegd aan de Algemene Vergadering, hetgeen
in de praktijk een termijn van ongeveer twee weken impliceert), onder meer omwille van de noodzaak om
maatregelen te overwegen die gegrond zijn op epidemiologische resultaten die sterk evolueren en waarvan
de laatste de maatregelen hebben gerechtvaardigd die werden beslist tijdens het Overlegcomité dat is
bijeengekomen op 26 oktober 2021; dat werd overwogen om de federale fase te beëindigen, maar dat de wijziging
in de epidemische situatie van de laatste dagen vereist dat deze toch wordt aangehouden gelet op het
feit dat de voorwaarden bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen
van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie zijn vervuld in het licht van deze wijziging;
dat de epidemische noodsituatie zodoende moest worden afgekondigd, en dat de maatregelen in dit koninklijk
besluit moeten worden genomen teneinde het hoofd te bieden aan de ongunstige epidemiologische context;
dat de maatregelen die werden beslist tijdens voormeld Overlegcomité één samenhangend geheel vormen;
dat de maatregelen reeds in werking treden op de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt
bekendgemaakt, en dit om een juridisch vacuüm te vermijden na het afkondigen van de epidemische noodsituatie; Overwegende
het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, artikel
2, dat het recht op leven beschermt; Overwegende het Verdrag betreffende de Werking van de Europese
Unie, artikel 191, dat het voorzorgsbeginsel in het kader van het beheer van internationale gezondheidscrisissen
en van de actieve voorbereiding van zulke potentiële crisissen verankert; dat dit beginsel inhoudt dat,
wanneer een ernstig risico hoogstwaarschijnlijk werkelijkheid zal worden, het aan de overheid is om dringende
en voorlopige maatregelen te nemen; Overwegende artikel 6, 1. c) en e) van de Verordening (EU)
Nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke
personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens
en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG; Overwegende de Grondwet, artikel 23; Overwegende
de Aanbeveling (EU) Nr. 2020/1475 van de Raad van 13 oktober 2020 betreffende een gecoördineerde aanpak
van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie; Overwegende de Aanbeveling
(EU) Nr. 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen
naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking; Overwegende de Verordening (EU) Nr.
2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte,
verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19 vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal
EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren; Overwegende
de Verordening (EU) Nr. 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een
kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten
(digitaal EU-COVID-certificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied
van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie; Overwegende het samenwerkingsakkoord
van 25 augustus 2020 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Duitstalige
Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, betreffende de gezamenlijke gegevensverwerking
door Sciensano en de door de bevoegde gefedereerde entiteiten of door de bevoegde agentschappen aangeduide
contactcentra, gezondheidsinspecties en mobiele teams in het kader van een contactonderzoek bij personen
die (vermoedelijk) met het coronavirus COVID-19 besmet zijn op basis van een gegevensbank bij Sciensano; Overwegende
de wet van 9 oktober 2020 houdende instemming met het voormelde samenwerkingsakkoord van 25 augustus
2020; Overwegende het Samenwerkingsakkoord van 24 maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse
Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie
betreffende de gegevensoverdracht van noodzakelijke gegevens naar de gefedereerde entiteiten, de lokale
overheden of politiediensten met als doel het handhaven van de verplichte quarantaine of testing van
de reizigers komende van buitenlandse zones bij wie een quarantaine of testing verplicht is bij aankomst
in België; Overwegende de wet van 8 april 2021 houdende de instemming met het voormelde samenwerkingsakkoord
van 24 maart 2021; Overwegende het samenwerkingsakkoord van 31 mei 2021 tussen de Federale Staat,
de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie
betreffende bijzondere verwerkingen van persoonsgegevens met het oog op het opsporen en onderzoeken van
clusters en collectiviteiten, met het oog op de handhaving van de verplichte quarantaine en testing en
met het oog op het toezicht op de naleving door de bevoegde sociaal inspecteurs van de maatregelen om
de verspreiding van het coronavirus COVID-19 tegen te gaan op de arbeidsplaatsen; Overwegende
de wet van 20 juni 2021 houdende de instemming met het voormelde samenwerkingsakkoord van 31 mei 2021; Overwegende
het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse
Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest
en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal
EU-COVID certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het
buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België; Overwegende
de wet van 20 juli 2021 houdende de instemming met het voormelde samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021; Overwegende
het koninklijk besluit van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen
en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen; Overwegende het
koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het
gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs
in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau
vereisen; Overwegende het ministerieel besluit van 13 maart 2020 houdende de afkondiging van
de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis coronavirus COVID-19; Overwegende
de protocollen bepaald door de bevoegde ministers in overleg met de betrokken sectoren; Overwegende
de verklaring van de WHO omtrent de karakteristieken van het coronavirus COVID-19, in het bijzonder met
betrekking tot de besmettelijkheid en het sterfterisico; Overwegende de kwalificatie van het
coronavirus COVID-19 als een pandemie door de WHO op 11 maart 2020; Overwegende dat de WHO op
16 maart 2020 het hoogste dreigingsniveau heeft uitgeroepen aangaande het coronavirus COVID-19 dat de
wereldeconomie destabiliseert en zich snel verspreidt over de wereld; Overwegende de inleidende
toespraak van de directeur-generaal van de WHO van 12 oktober 2020 die aangaf dat het virus zich voornamelijk
verspreidt tussen nauwe contacten en aanleiding geeft tot opflakkeringen van de epidemie die onder controle
zouden kunnen worden gehouden door middel van gerichte maatregelen; Overwegende de verklaring
van de directeur-generaal van de WHO Europa van 15 oktober 2020, die onder meer aangaf dat de overdracht
en besmettingsbronnen plaatsvinden in de huizen, binnen in publieke plaatsen en bij de personen die de
zelfbeschermingsmaatregelen niet correct naleven; Overwegende de verklaring van de directeur-generaal
van de WHO Europa van 29 april 2021, die aangaf dat individuele en collectieve gezondheidsmaatregelen
dominante factoren blijven bij het bepalen van het verloop van de pandemie; dat we ons bewust moeten
zijn van het feit dat vaccins alleen de pandemie niet zullen beëindigen; dat in de context van de pandemie
het een combinatie van vaccins en krachtige gezondheidsmaatregelen is die ons de duidelijkste weg naar
het normale biedt; Overwegende de verklaring van de directeur-generaal van de WHO Europa van
20 mei 2021, die aangaf dat het aantal besmettingen en doden daalt maar dat waakzaamheid geboden blijft;
dat in de komende maanden de toegenomen mobiliteit, fysieke interacties en bijeenkomsten kunnen leiden
tot meer overdracht in Europa; dat indien de sociale maatregelen worden versoepeld, de inspanningen op
het gebied van testing en sequencing, isolatie, tracering van contacten, quarantaine en vaccinatie moeten
worden verdubbeld om de situatie onder controle te houden en ervoor te zorgen dat de tendensen in dalende
lijn blijven gaan; dat noch de testing, noch het toedienen van vaccins een vervanging is voor het naleven
van maatregelen zoals het behouden van een afstand houden en het dragen van mondmaskers in openbare ruimten
of in de inrichtingen van de gezondheidszorg; Overwegende de verklaring van de directeur-generaal
van de WHO Europa van 10 juni 2021, waarin wordt benadrukt dat ondanks de over het algemeen gunstige
ontwikkeling van de epidemische situatie in Europa, de vaccinatiegraad van de bevolking, en in het bijzonder
de bevolking die vanwege haar leeftijd of co-morbiditeitsfactoren risico loopt, niet een niveau heeft
bereikt waarmee elk risico nu zou zijn uitgesloten; dat het bijgevolg noodzakelijk is voorzichtig te
blijven om een nieuwe opflakkering van de epidemie te voorkomen; dat er nog steeds een beroep wordt gedaan
op de individuele verantwoordelijkheid van de burgers, in het bijzonder wat betreft de eerbiediging van
de social distancing; Overwegende de verklaring van de directeur-generaal van de WHO Europa
van 1 juli 2021, waarin wordt benadrukt dat door het bestaan van nieuwe varianten - in het bijzonder
de verontrustende Delta-variant -, de nog steeds ontoereikende vaccinatiegraad, en de toename van het
aantal reizen, een risico bestaat op een nieuwe besmettingsgolf in de Europese regio; dat derhalve een
beroep wordt gedaan op de verantwoordelijkheid van burgers, vakantiegangers en reizigers, met name wat
betreft de noodzaak zich te laten vaccineren; Overwegende de verklaring van de directeur-generaal
van de WHO Europa van 30 augustus 2021, waarin wordt benadrukt dat door het bestaan van de meer besmettelijke
Delta-variant, de versoepelingen in de gezondheidsmaatregelen, en de toename van het aantal reizen, er
sprake is van een stijging in het aantal besmettingen; dat dit gepaard gaat met een toenemende druk op
de ziekenhuizen en een toename in het aantal sterfgevallen; dat het bijgevolg van belang is standvastig
te zijn in het hanteren van verschillende beschermingsmaatregelen, waaronder vaccinaties en mondmaskers; Overwegende
het advies van de Hoge Gezondheidsraad van 9 juli 2020; Overwegende de epidemiologische update
van de RAG van 20 oktober 2021; Overwegende de adviezen van de Groep van Experts voor Managementstrategie
van COVID-19 (GEMS) van 20 en 24 oktober 2021, waarvan ook deskundigen deel uitmaken in de zin van artikel
4, § 1, eerste lid van de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke
politie tijdens een epidemische noodsituatie; dat in deze adviezen wordt uiteengezet welke maatregelen
moeten worden genomen en waarom; dat het noodzakelijk, geschikt en proportioneel karakter van de maatregelen
genomen in dit koninklijk besluit uit deze adviezen blijkt; dat de essentiële elementen van deze adviezen
op hoofdlijnen worden hernomen in de hierna volgende overwegingen; Overwegende het geconsolideerde
advies opgesteld door het Commissariaat COVID-19 op 25 oktober 2021, op basis van het advies van de RAG
van 20 oktober 2021 dat werd besproken in de RMG, en op basis van de adviezen van de GEMS van 20 en 24
oktober 2021; Gelet op het advies van de minister van Volksgezondheid gegeven op 27 oktober
2021; Overwegende het epidemiologisch bulletin van Sciensano van 28 oktober 2021; Overwegende
dat het daggemiddelde van de nieuwe vastgestelde besmettingen met het coronavirus COVID-19 in België
over de voorbije zeven dagen aanzienlijk gestegen is tot 5691 bevestigde positieve gevallen op 24 oktober
2021; Overwegende dat op 27 oktober 2021 in totaal 1379 patiënten getroffen door COVID-19 worden
behandeld in de Belgische ziekenhuizen; dat op diezelfde datum in totaal 255 patiënten worden behandeld
op de diensten van de intensieve zorg; Overwegende dat de incidentie op 24 oktober 2021 over
een periode van 14 dagen 543 op 100.000 inwoners bedraagt; dat het reproductiegetal op basis van de nieuwe
hospitalisaties 1,242 bedraagt; Overwegende dat de toenemende druk op de ziekenhuizen en op
de continuïteit van de niet-COVID-19-zorg noopt tot een opschaling vanaf 2 november 2021 naar fase 1A
van het ziekenhuisnoodplan; Overwegende dat de vaccinatiegraad van de totale bevolking op 25
oktober 2021 74% bedraagt en dat 15% van de bevolking die in aanmerking komt om te worden gevaccineerd
noch geheel noch gedeeltelijk werd gevaccineerd; Overwegende de urgentie en het risico voor
de volksgezondheid dat het coronavirus COVID-19 met zich meebrengt voor de bevolking; Overwegende
dat het coronavirus COVID-19 een infectieziekte is die meestal de longen en luchtwegen treft; dat het
coronavirus COVID-19 wordt overgedragen van mens op mens via de lucht; dat de overdracht van de ziekte
lijkt plaats te vinden via alle mogelijke emissies via de mond en de neus; Overwegende dat dit
besluit drie soorten maatregelen bevat; dat het respectievelijk gaat om sterke aanbevelingen zonder strafrechtelijke
sancties, minimumvoorschriften die op verschillende plaatsen of in verschillende activiteitensectoren
moeten worden nageleefd (of preventieve maatregelen die op elke betrokken onderneming, vereniging of
dienst zijn afgestemd) en bepaalde dwingende, maar noodzakelijke maatregelen in een beperkt aantal domeinen
(gebruik van een luchtkwaliteitsmeter op bepaalde plaatsen, het internationaal reizen of het dragen van
een masker op een beperkt aantal plaatsen of in een beperkt aantal inrichtingen); Overwegende
dat de hygiënemaatregelen essentieel blijven, bijvoorbeeld voor wat betreft een bijzondere aandacht voor
hygiëne bij niezen en hoesten, handhygiëne en het desinfecteren van gebruikt materiaal; Overwegende
dat nog steeds een beroep wordt gedaan op het verantwoordelijkheidsgevoel en de geest van solidariteit
van elke burger om de regels van social distancing na te leven en om alle gezondheidsaanbevelingen toe
te passen; dat de regels van social distancing in het bijzonder betrekking hebben op het behoud van een
afstand van 1,5 meter tussen personen; Overwegende dat telewerk opnieuw sterk wordt aanbevolen
bij alle ondernemingen, verenigingen en diensten, welke grootte zij ook hebben, voor alle personeelsleden
wiens functie zich ertoe leent; dat deze aanbeveling onder meer mogelijk maakt om het aantal contacten
te beperken, alsook om het aantal personen in het openbaar vervoer tijdens de spitsuren te verminderen
en om op die manier te vermijden dat ze niet in de mogelijkheid zijn om de regels van de social distancing
na te leven; Overwegende dat, met het oog op het faciliteren van de naleving van de regels van
de social distancing, een éénrichtingsverkeersplan met afzonderlijke in- en uitgangen dient te worden
opgesteld wanneer een markt of kermis meer dan 5000 bezoekers op eenzelfde moment ontvangt; Overwegende
dat het dragen van een mondmasker een belangrijke rol speelt om de verdere verspreiding van het virus
tegen te gaan en voor de bescherming van de gezondheid van personen in bepaalde inrichtingen en in het
kader van bepaalde risicovolle activiteiten; dat het dragen van een mondmasker derhalve verplicht is
in deze inrichtingen en in het kader van deze activiteiten; dat het dragen van mondmaskers bovendien
sterk wordt aanbevolen aan de bevolking voor elke situatie waarin de regels van social distancing niet
kunnen worden nageleefd; dat de mondmaskerplicht niet geldt indien toepassing wordt gemaakt van het samenwerkingsakkoord
van 14 juli 2021, gelet op de bijkomende bescherming die de toepassing van dit samenwerkingsakkoord biedt;
dat het bijgevolg nodig is om een mondmaskerplicht te voorzien voor de klanten op het terras van een
horeca-inrichting wanneer ze de besloten ruimte van deze inrichting kortstondig betreden, voor zover
de toegang tot het terras niet wordt georganiseerd overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 14 juli
2021; Overwegende dat bepaalde bijeenkomsten, zowel binnen als buiten, nog steeds een specifieke
bedreiging vormen voor de volksgezondheid en aan een aantal beperkingen dienen te worden onderworpen
om het fundamentele recht op leven en gezondheid van de bevolking te vrijwaren; dat buitenactiviteiten
nog steeds de voorkeur krijgen; dat in het andere geval, de ruimtes voldoende moeten worden verlucht; Overwegende
dat het gebruik van luchtkwaliteitsmeters (CO2) nodig blijkt om de bevolking te beschermen tegen de verhoogde
besmettingsrisico's in bepaalde besloten inrichtingen of ruimtes, in het bijzonder in de eet- en drankgelegenheden
van de horecasector, met inbegrip van de danscafés, in de inrichtingen van de sportieve sector, met inbegrip
van de fitnesscentra, alsook in de inrichtingen van de evenementensector, met inbegrip van de discotheken
en dancings, omdat daar, door de aard van de activiteiten die er worden uitgeoefend bijzonder veel aërosolen
zich kunnen verspreiden, in het bijzonder voor wat betreft niet-gevaccineerde personen; Overwegende
dat private bijeenkomsten kunnen worden georganiseerd voor een maximum van 500 personen binnen en van
750 personen buiten; dat deze aantallen evenwel kunnen worden overschreden op voorwaarde dat toepassing
wordt gemaakt van de modaliteiten die gelden voor de evenementen die worden georganiseerd buiten het
kader van het voormelde samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021; dat het van belang is voor het mentaal
welzijn van de bevolking dat het organiseren van private bijeenkomsten niet wordt onderworpen aan al
te zware beperkingen; Overwegende dat het mogelijk is voor de organisatoren van evenementen
met een publiek van minstens 200 personen binnen en van minstens 400 personen buiten om zich te beroepen
op het voormelde samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, onverminderd enerzijds de mogelijkheid voor de
deelstaten, burgemeesters en gouverneurs om de toepassing ervan in dit kader te verplichten, en om deze
minimumaantallen te verlagen, en anderzijds de mogelijkheid voor de organisator van een publiek toegankelijk
evenement met een kleiner publiek om vrijwillig een beroep te doen op voormeld samenwerkingsakkoord,
op voorwaarde dat hij de bezoekers daarvan voorafgaand informeert; dat door het Overlegcomité van 26
oktober 2021 in dit verband werd geopteerd voor uniforme drempels voor het gehele grondgebied; dat de
toepassing van dit samenwerkingsakkoord het mogelijk maakt dat het beoogde evenement enerzijds in alle
veiligheid kan plaatsvinden, ondanks de opheffing van bepaalde voorzorgsmaatregelen, en anderzijds dat
een publiek van bepaalde omvang kan worden samengebracht precies vanwege de strikte toegangsvoorwaarden;
dat voor de evenementen met een publiek van 200 personen of meer binnen en van 400 personen of meer buiten,
waarbij geen toepassing wordt gemaakt van het voormelde samenwerkingsakkoord evenwel nog een aantal specifieke
regels gelden, met name voor wat betreft de horeca, de social distancing en het mondmasker; Overwegende
dat het delen van een waterpijp tussen verschillende personen een verhoogd besmettingsrisico inhoudt,
en om die reden niet toegelaten is in voor het publiek toegankelijke plaatsen; Overwegende dat
kinderen tot en met 12 jaar, voor wat betreft het maximum aantal toegelaten personen bij bijeenkomsten,
steeds worden meegeteld, tenzij uitdrukkelijk anders wordt gesteld; Overwegende dat, voor de
toepassing van dit besluit, onder "huishouden" moet worden begrepen de personen die onder hetzelfde dak
wonen; dat hiermee ook wordt gedoeld op de nieuwe gezinsvormen, zoals nieuw samengestelde gezinnen of
andere situaties waarbij de betrokkenen strikt genomen niet onafgebroken onder hetzelfde dak wonen; Overwegende
dat de regels specifiek voor huishoudens steeds moeten worden toegepast rekening houdende met het recht
op eerbiediging van het privéleven; dat bijvoorbeeld niet wordt verwacht van de verantwoordelijken of
het personeel bij professionele horeca-activiteiten in het kader van evenementen, culturele en andere
voorstellingen, sportieve wedstrijden en trainingen, en congressen zoals bedoeld in artikel 12, §
2, van dit besluit dat zij nagaan of zij inderdaad leden van hetzelfde huishouden zijn; Overwegende
dat internationale reizen mogelijk aanleiding geven tot de verspreiding van bekende en onbekende virusvarianten
en bijgevolg een snelle opvolging van de uitgevaardigde gezondheidsmaatregelen vereisen; dat bepaalde
personen in het bezit moeten zijn van een vaccinatiecertificaat om naar België te mogen reizen in het
kader van niet-essentiële reizen; dat dergelijke certificaten aantonen dat iemand tegen het coronavirus
COVID-19 is gevaccineerd en daardoor een veilig personenverkeer mogelijk maken; Overwegende
de belemmeringen waarmee de overheden belast met de uitvoering van overnames in het kader van Verordening
(EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria
en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek
om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van
de lidstaten wordt ingediend, alsook in het kader van bilaterale overeenkomsten geconfronteerd worden; Overwegende
dat, om een gedegen opvolging en tracering van reizigers mogelijk te maken, een Passagier Lokalisatie
Formulier (PLF) moet worden ingevuld; dat deze documenten dienen als basis om indien gewenst de nodige
contacttracing of gezondheidsopvolging in te stellen door de bevoegde diensten; dat dit formulier elektronisch
dient te worden ingevuld, onder meer om de laattijdige ontvangst van een testcode voor een af te nemen
PCR-test en van de noodzakelijke communicatie met betrekking tot de te volgen gezondheidsmaatregelen,
te vermijden; dat de vervoerder ertoe is gehouden te controleren dat alle passagiers, voorafgaand aan
de boarding, een elektronisch PLF hebben ingevuld; dat bij aankomst op Belgisch grondgebied ook de luchthavenuitbater
dit dient te controleren; Overwegende dat de van kracht zijnde beperkingen, gezien de nog steeds
kwetsbare gezondheidssituatie, noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de situatie opnieuw zou verslechteren
en om ervoor te zorgen dat de inspanningen van de gehele bevolking en van alle betrokken sectoren, met
inbegrip van de economische en de gezondheidssector, niet teniet zouden worden gedaan; Overwegende
dat bij het nemen van de huidige maatregelen in het bijzonder rekening werd gehouden met de impact van
de toepassing van deze maatregelen op kwetsbare personen en groepen die, omwille van hun gezondheidstoestand
of hun persoonlijke of professionele situatie, zijn blootgesteld aan een grotere moeilijkheid om de sanitaire
maatregelen na te leven of te ondergaan; dat bijvoorbeeld een uitzondering wordt voorzien op de mondmaskerplicht
voor wat betreft personen die in de onmogelijkheid zijn een mondmasker of een gelaatsscherm te dragen
omwille van medische redenen of een beperking; Overwegende dat uit de prospectieve modellering
blijkt dat het hoogtepunt inzake ziekenhuisbelasting van de vierde golf verwacht zou worden in de tweede
helft van november; dat deze prospectieve modellering op het hoogtepunt van een vierde golf een belasting
toont van de ICU-diensten tussen 400 en 500 COVID-patiënten, wat de continuïteit van de normale dienstverlening
en reguliere niet-COVID-zorg onder druk zet; dat, zelfs als de prospectieve modellering om methodologische
redenen niet verder kijkt dan midden december, het eindpunt van het model toont dat midden december de
ziekenhuisbelasting nog steeds hoger zou zijn dan de huidige belasting, en we bovendien uit de eerdere
golven geleerd hebben dat een normalisering van de situatie in de ziekenhuizen meerdere weken vraagt;
dat de maatregelen om deze redenen worden aangenomen voor een periode van drie maanden; dat de gezondheidssituatie
evenwel permanent zal worden geëvalueerd in functie waarvan nieuwe beslissingen kunnen worden genomen; Overwegende
dat, in het licht van alle bovenstaande elementen, het geheel van de maatregelen van bestuurlijke politie
en de duur ervan waarin dit besluit voorziet, noodzakelijk zijn om het recht op leven en gezondheid van
de bevolking te beschermen en om de verspreiding van het COVID-19 coronavirus tegen te gaan, en dat deze
naar behoren in verhouding staan tot die doelstelling en tot de evolutie van de epidemiologische situatie
in België, Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in
Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities Artikel
1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° "onderneming": elke natuurlijke
of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft; 2° "consument": elke
natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die niet onder zijn commerciële, industriële, ambachtelijke
activiteit of activiteit van een vrij beroep vallen; 3° "protocol": het document bepaald door
de bevoegde minister in overleg met de betrokken sector dat de regels bevat die de ondernemingen en verenigingen
van de bedoelde sector dienen toe te passen bij de uitoefening van hun activiteiten; 4° "vervoerder",
bedoeld in hoofdstuk 7: - de openbare of private luchtvervoerder; - de openbare of
private zeevervoerder; - de binnenvaartvervoerder; - de openbare of private trein-
of busvervoerder voor het vervoer vanuit een land dat zich buiten de Europese Unie en de Schengenzone
bevindt; 5° "gouverneur": de provinciegouverneur of de krachtens artikel 48 van de bijzondere
wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen bevoegde overheid van de Brusselse
agglomeratie; 6° "huishouden": de personen die onder hetzelfde dak wonen; 7° "grensarbeider":
een werknemer die arbeid in loondienst verricht in een Lidstaat maar in een andere Lidstaat zijn woonplaats
heeft waarnaar die werknemer in de regel dagelijks of ten minste éénmaal per week terugkeert; 8°
"personeelslid": elke persoon die werkt in of voor een onderneming, vereniging of dienst; 9°
"derde land": een land dat niet behoort tot de Europese Unie, noch tot de Schengenzone; 10°
"mondmasker": een masker zonder uitlaatventiel, uit stof of wegwerpmateriaal, dat nauw aansluit op het
gelaat, en de neus, mond en kin bedekt, bestemd om besmettingen bij contact tussen personen te voorkomen; 11°
"CERM": het instrument bedoeld door het Overlegcomité tijdens diens vergadering van 23 april 2021 dat
een lokale overheid in staat stelt een analyse te maken met betrekking tot de organisatie op haar grondgebied
van een bepaald evenement in de ruime zin in het licht van de geldende sanitaire maatregelen, beschikbaar
op de website "COVIDeventriskmodel.be"; 12° "CIRM": het instrument bedoeld door het Overlegcomité
tijdens diens vergadering van 23 april 2021 dat een lokale overheid in staat stelt een analyse te maken
met betrekking tot een bepaalde infrastructuur op haar grondgebied voor de organisatie van evenementen
in de ruime zin in het licht van de geldende sanitaire maatregelen, beschikbaar op de website "COVIDeventriskmodel.be/cirm"; 13°
"openbare ruimte": de openbare weg en de voor het publiek toegankelijke plaatsen, met inbegrip van plaatsen
die afgesloten en overdekt zijn; 14° "digitaal EU-COVID-certificaat": een certificaat zoals
bedoeld in de Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende
een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test-
en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie
te faciliteren en in de Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021
betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-,
test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen
die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie; 15°
"vaccinatiecertificaat": een digitaal EU-COVID-certificaat van vaccinatie of een certificaat van vaccinatie
uitgereikt in een land dat niet behoort tot de Europese Unie dat als equivalent wordt beschouwd door
de Europese Commissie op basis van de uitvoeringshandelingen of door België op basis van bilaterale akkoorden,
waaruit blijkt dat sinds ten minste twee weken alle doses voorzien in de bijsluiter werden toegediend
van een vaccin tegen het virus SARS-Cov-2 dat wordt vermeld op de website "info-coronavirus.be" van de
Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Bij gebrek aan
een equivalentiebeslissing van de Europese Commissie wordt eveneens een vaccinatiecertificaat aanvaard
dat werd uitgereikt in een land dat niet behoort tot de Europese Unie en dat minimaal de volgende informatie
bevat in het Nederlands, Frans, Duits of Engels: - gegevens waaruit kan worden afgeleid wie
de persoon is die is gevaccineerd (naam, geboortedatum en/of ID-nummer); - gegevens waaruit
blijkt dat sinds ten minste twee weken alle doses voorzien in de bijsluiter werden toegediend van een
vaccin tegen het virus SARS-Cov-2 dat wordt vermeld op de website "info-coronavirus.be" van de Federale
Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu; - de merknaam
en de naam van de fabrikant of handelsvergunningshouder van elk vaccin dat werd toegediend. Indien één
van beide namen niet wordt vermeld, moet ook het lotnummer worden vermeld; - de datum van toediening
van elke dosis van het vaccin die werd toegediend; - de naam van het land, van de provincie
of van de regio waar het vaccinatiecertificaat werd uitgereikt; - de afgever van het bewijs
van vaccinatie; 16° "testcertificaat": een digitaal EU-COVID-certificaat of een ander certificaat
in het Nederlands, Frans, Duits of Engels, dat aangeeft ofwel dat een NAAT test (Nucleic Acid Amplification
Test) met negatief resultaat niet meer dan 72 uur voor aankomst op het Belgisch grondgebied werd uitgevoerd
in een officieel laboratorium, ofwel dat een RAT test (Rapid Antigen Test) met negatief resultaat niet
meer dan 36 uur voor aankomst op het Belgisch grondgebied werd uitgevoerd door een professioneel; 17°
"herstelcertificaat": een digitaal EU-COVID-certificaat van herstel of een certificaat van herstel uitgereikt
in een land dat niet behoort tot de Europese Unie dat als equivalent wordt beschouwd door de Europese
Commissie op basis van de uitvoeringshandelingen of door België op basis van bilaterale akkoorden; 18°
"massa-evenement": een publiek toegankelijk evenement georganiseerd in het kader van artikel 12, §
3; 19° "proef- en pilootproject": een project zoals bedoeld in artikel 28; 20° "private
bijeenkomst": een bijeenkomst waarbij een organisator voorafgaand aan de start van de bijeenkomst door
middel van individuele uitnodigingen de toegang beperkt tot een welomschreven met de organisator verbonden
doelgroep die duidelijk te onderscheiden valt van het grote publiek; 21° "discotheken en dancings":
uitgaansgelegenheden die bestaan uit één of meerdere zalen waar hoofdzakelijk gedanst wordt op muziek; 22°
"samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021": het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale
Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke
Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking
van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en
de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen
die activiteiten uitvoeren in België, met inbegrip van alle later aangebrachte aanvullingen en wijzigingen; 23°
"arbeidsplaatsen": de arbeidsplaatsen zoals gedefinieerd in artikel 16, 10°, van het Sociaal Strafwetboek; 24°
"georganiseerd collectief vervoer": het vervoer dat vooraf georganiseerd wordt met een duidelijk traject
of eindbestemming met een voertuig waar minstens 9 zitplaatsen zijn voor de passagiers, bovenop de zitplaats
van de chauffeur. HOOFDSTUK 2. - Organisatie van de arbeid Art. 2. § 1. Telewerk
is sterk aanbevolen bij alle ondernemingen, verenigingen en diensten, welke grootte zij ook hebben, voor
alle personeelsleden wiens functie zich ertoe leent. Telewerk wordt verricht in overeenstemming met de
bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten en akkoorden. § 2. De ondernemingen, verenigingen
en diensten bedoeld in paragraaf 1 nemen tijdig passende preventiemaatregelen om de naleving van de regels
van social distancing te garanderen en een maximaal niveau van bescherming te bieden. Deze passende
preventiemaatregelen zijn veiligheids- en gezondheidsvoorschriften van materiële, technische en/of organisatorische
aard zoals bepaald in de "Generieke gids om de verspreiding van COVID-19 op het werk tegen te gaan",
die ter beschikking wordt gesteld op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid
en Sociaal Overleg, aangevuld met richtlijnen op sectoraal en/of ondernemingsniveau, en/of andere passende
maatregelen die minstens een gelijkwaardig niveau van bescherming bieden. Collectieve maatregelen hebben
steeds voorrang op individuele maatregelen. Deze passende preventiemaatregelen worden op het
niveau van de onderneming, vereniging of dienst uitgewerkt en genomen met inachtneming van de geldende
regels van het sociaal overleg, en in overleg met de diensten voor preventie en bescherming op het werk. Deze
ondernemingen, verenigingen en diensten informeren de personen die bij hen werkzaam zijn tijdig over
de geldende preventiemaatregelen en verstrekken hun een passende opleiding. Ze informeren ook derden
tijdig over de geldende preventiemaatregelen. Werkgevers, personeelsleden en derden zijn ertoe
gehouden de in de onderneming, vereniging of dienst geldende preventiemaatregelen toe te passen.
§ 3. De sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg zijn belast met het informeren en
begeleiden van werkgevers en personeelsleden van de ondernemingen, verenigingen en diensten bedoeld in
paragraaf 1, en overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek met het toezien op de naleving van de verplichtingen
die er gelden overeenkomstig paragrafen 1 en 2. Art. 3. Personen die zich op de arbeidsplaats
bevinden, leven de verplichtingen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken na zoals
vastgesteld door de bevoegde overheden. Op de arbeidsplaatsen kunnen de preventieadviseurs-arbeidsartsen,
evenals alle diensten en instellingen belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen opgelegd
in het raam van de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken,
aan de betrokken personen vragen het bewijs te leveren dat zij de verplichtingen naleven zoals vastgesteld
door de bevoegde overheden. HOOFDSTUK 3. - Ondernemingen en verenigingen die goederen
of diensten aanbieden aan consumenten Art. 4. De ondernemingen en verenigingen die goederen
of diensten aanbieden aan consumenten oefenen hun activiteiten uit overeenkomstig het protocol of de
daartoe op de website van de bevoegde overheidsdienst bekendgemaakte minimale algemene regels. In
elk geval dienen de volgende minimale regels te worden nageleefd: 1° de onderneming of vereniging
informeert de consumenten, personeelsleden en derden tijdig en duidelijk zichtbaar over de geldende preventiemaatregelen; 2°
de onderneming of vereniging stelt middelen voor de noodzakelijke handhygiëne ter beschikking van het
personeel en de consumenten; 3° de onderneming of vereniging neemt de gepaste hygiënemaatregelen
om de inrichting en het gebruikte materiaal regelmatig te desinfecteren; 4° de onderneming
of vereniging zorgt voor een goede verluchting; 5° de openbare ruimten, met inbegrip van de
terrassen in de openbare ruimte, worden georganiseerd overeenkomstig de voorschriften bepaald door de
lokale overheden. Art. 5. § 1. Onder voorbehoud van paragraaf 2, dienen, bij het professioneel
uitoefenen van horeca-activiteiten, de volgende minimale regels te worden nageleefd, onverminderd de
toepasselijke protocollen: 1° de uitbater informeert de klanten, personeelsleden en derden
tijdig en duidelijk zichtbaar over de geldende preventiemaatregelen; 2° de uitbater stelt middelen
voor de noodzakelijke handhygiëne ter beschikking van het personeel en de klanten; 3° de uitbater
neemt de gepaste hygiënemaatregelen om de inrichting en het gebruikte materiaal regelmatig te desinfecteren; 4°
de uitbater zorgt voor een goede verluchting; 5° de openbare ruimten, met inbegrip van de
terrassen in de openbare ruimte, worden georganiseerd overeenkomstig de voorschriften bepaald door de
lokale overheden. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op de horeca-activiteiten
bij: 1° dienstverlening aan huis; 2° private bijeenkomsten. § 2.
Bij het professioneel uitoefenen van horeca-activiteiten tijdens de activiteiten bedoeld in artikel 12,
§ 2, dienen de volgende minimale regels te worden nageleefd, onverminderd de toepasselijke protocollen: 1°
de regels bedoeld in paragraaf 1; 2° de tafels worden zo geplaatst dat een afstand van minstens
1,5 meter tussen de tafelgezelschappen wordt gegarandeerd, tenzij buiten voor zover de tafelgezelschappen
worden gescheiden door een plexiglazen wand of een gelijkwaardig alternatief, met een minimale hoogte
van 1,8 meter; 3° een maximum van acht personen per tafel is toegestaan, kinderen tot en met
12 jaar niet meegeteld; 4° enkel zitplaatsen aan tafel zijn toegestaan; 5° elke persoon
moet aan de eigen tafel blijven zitten, onder voorbehoud van de bepalingen onder 6° en 7° en behalve
voor het uitoefenen van cafésporten en kansspelen; 6° buffetten zijn toegestaan; 7°
er is geen enkele bediening aan de bar toegestaan, met uitzondering van eenmanszaken; 8° afhaalmaaltijden
en -dranken kunnen worden aangeboden. In afwijking van het eerste lid, 3°, mag een huishouden
een tafel delen, ongeacht de grootte van dat huishouden. De bepalingen van deze paragraaf zijn
niet van toepassing op de horeca-activiteiten bij: 1° de activiteiten bedoeld in artikel 12,
§ 2, eerste lid, met een publiek van minder dan 200 personen; 2° de activiteiten bedoeld
in artikel 12, § 2, tweede lid met een publiek van minder dan 400 personen; 3° de activiteiten
in discotheken en dancings. Art. 6. Het collectief gebruik van waterpijpen is verboden in voor
het publiek toegankelijke plaatsen. Art. 7. § 1. In de inrichtingen die behoren tot
de culturele, feestelijke, sportieve, recreatieve en evenementensector dienen de volgende minimale regels
te worden nageleefd, onverminderd de toepasselijke protocollen: 1° de uitbater of organisator
informeert de bezoekers, personeelsleden en derden tijdig en duidelijk zichtbaar over de geldende preventiemaatregelen; 2°
de uitbater of organisator stelt middelen voor de noodzakelijke handhygiëne ter beschikking van het
personeel en de bezoekers; 3° de uitbater of organisator neemt de gepaste hygiënemaatregelen
om de inrichting en het gebruikte materiaal regelmatig te desinfecteren; 4° de uitbater of
organisator zorgt voor een goede verluchting; 5° de openbare ruimten, met inbegrip van de terrassen
in de openbare ruimte, worden georganiseerd overeenkomstig de voorschriften bepaald door de lokale overheden.
§ 2. De discotheken en dancings dienen de toegang te organiseren met naleving van de modaliteiten
van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021. Art. 8. In de winkelcentra gelden bij het ontvangen
van bezoekers minstens de volgende specifieke modaliteiten: 1° de minimale regels bedoeld in
artikel 4, tweede lid; 2° het winkelcentrum stelt middelen om de noodzakelijke handhygiëne
te voorzien ter beschikking van het personeel en de bezoekers bij de in- en uitgang; 3° het
winkelcentrum vergemakkelijkt het behoud van een afstand van 1,5 meter middels het aanbrengen van markeringen
op de grond en/of signalisaties. Art. 9. In de volgende plaatsen is het gebruik van een luchtkwaliteitsmeter
(CO2) verplicht: 1° de besloten gemeenschappelijke ruimten van de inrichtingen behorende tot
de sportieve sector, met inbegrip van de fitnesscentra; 2° de besloten gemeenschappelijke ruimten
van de inrichtingen behorende tot de evenementensector, met inbegrip van de discotheken en dancings; 3°
de besloten ruimten van de eet- en drankgelegenheden van de horecasector; 4° de besloten ruimten
van de infrastructuur waar een massa-evenement plaatsvindt met een publiek van 200 of meer personen. De
meter bedoeld in het eerste lid dient op een voor de bezoeker duidelijk zichtbare plaats te worden geïnstalleerd,
tenzij er in een publiek toegankelijk alternatief weergavesysteem in realtime wordt voorzien. Er dient
minstens één meter aanwezig te zijn in elke afzonderlijke ruimte waar eten en dranken worden bereid en
geserveerd, waar wordt gerookt, waar wordt gesport, waar het evenement plaatsvindt, waar wachtrijen staan,
alsook in de kleedkamers. Deze meter dient te worden geïnstalleerd op een centrale plaats, en niet naast
een deur, raam of ventilatiesysteem. De luchtkwaliteitsrichtnorm is 900 ppm CO2. Wanneer de
waarde van 900 ppm overschreden wordt, dient de uitbater te beschikken over een actieplan op basis van
een risicoanalyse om compenserende maatregelen te verzekeren voor ventilatie en/of luchtdesinfectie en/of
luchtfiltratie zoals bedoeld in het ministerieel besluit van 12 mei 2021 houdende de voorlopige bepaling
van de voorwaarden voor het op de markt brengen van luchtzuiveringssystemen in het kader van de bestrijding
van SARS-CoV-2 buiten medische doeleinden, die een luchtkwaliteit verzekeren die evenwaardig is aan de
luchtkwaliteitsnorm van 900 ppm. Wanneer de waarde van 1200 ppm overschreden wordt, wordt de uitbater
aanbevolen om bovendien te voorzien in een erkend systeem voor deze luchtdesinfectie en/of luchtfiltratie
dat een luchtkwaliteit verzekert die evenwaardig is aan de luchtkwaliteitsnorm van 900 ppm. HOOFDSTUK
4. - Markten en organisatie van de openbare ruimte rond de winkelstraten en -centra Art.
10. Onverminderd de artikelen 4 en 8 en onverminderd de opdrachten van de hulp- en interventiediensten,
wordt de toegang tot de winkelcentra, winkelstraten en parkings door de bevoegde lokale overheid, in
overeenstemming met de instructies van de minister van Binnenlandse Zaken, op dusdanige wijze georganiseerd,
zodat de regels van de social distancing kunnen worden gerespecteerd, in het bijzonder het behoud van
een afstand van 1,5 meter tussen elk gezelschap. Art. 11. Markten, met inbegrip van jaarmarkten,
braderijen, brocante- en rommelmarkten, en kermissen kunnen enkel plaatsvinden na toelating van de bevoegde
gemeentelijke overheid en met naleving van de volgende regels: 1° de markt- en kermiskramers
stellen middelen om de noodzakelijke handhygiëne te voorzien ter beschikking van hun personeel en hun
klanten; 2° de markt- en kermiskramers kunnen enkel voeding of dranken aanbieden met naleving
van de regels voorzien in artikel 5; 3° wanneer een markt, jaarmarkt, braderij, brocante- of
rommelmarkt, of kermis meer dan 5000 bezoekers op eenzelfde moment ontvangt, wordt een éénrichtingsverkeersplan
opgesteld, met afzonderlijke in- en uitgangen; 4° de kermiskramer ziet erop toe dat in de attractie
de van toepassing zijnde social distancing gerespecteerd wordt tussen de verschillende gezelschappen; 5°
de geldende regels met betrekking tot de sanitaire maatregelen, zoals het desinfecteren van de handen
voor de attractie en de social distancing worden door middel van affiches in de stand of attractie in
herinnering gebracht. Onverminderd artikel 4 en onverminderd de opdrachten van de hulp- en interventiediensten,
wordt de toegang tot de markten en de kermissen door de bevoegde lokale overheid op dusdanige wijze georganiseerd,
zodat de regels van de social distancing kunnen worden gerespecteerd, in het bijzonder het behoud van
een afstand van 1,5 meter tussen elk gezelschap, evenals de passende preventiemaatregelen die minstens
gelijkwaardig zijn aan deze van de "Gids voor de opening van de handel". HOOFDSTUK 5. - Bijeenkomsten
en evenementen Art. 12. § 1. Private bijeenkomsten mogen binnen worden georganiseerd
voor een maximum van 500 personen, onverminderd de mogelijkheid om toepassing te maken van de modaliteiten
voorzien in paragraaf 2. Private bijeenkomsten mogen buiten worden georganiseerd voor een maximum
van 750 personen, onverminderd de mogelijkheid om toepassing te maken van de modaliteiten voorzien in
paragraaf 2. § 2. Evenementen, culturele en andere voorstellingen, sportieve wedstrijden
en trainingen, en congressen, mogen binnen worden georganiseerd voor een publiek van maximum 3000 personen,
onverminderd de artikelen 5, 7 en 9 en het toepasselijke protocol. Wanneer 200 of meer personen worden
ontvangen, zijn zowel de medewerkers en organisatoren als het publiek verplicht een mondmasker te dragen
overeenkomstig artikel 22, en moet de voorafgaande toelating van de bevoegde gemeentelijke overheid overeenkomstig
artikel 13 worden verkregen. Evenementen, culturele en andere voorstellingen, sportieve wedstrijden
en trainingen, en congressen, mogen buiten worden georganiseerd voor een publiek van maximum 5000 personen,
onverminderd de artikelen 5, 7 en 9 en het toepasselijke protocol. Wanneer 400 of meer personen worden
ontvangen, zijn zowel de medewerkers en organisatoren als het publiek verplicht een mondmasker te dragen
overeenkomstig artikel 22, en moet de voorafgaande toelating van de bevoegde gemeentelijke overheid overeenkomstig
artikel 13 worden verkregen. In geval van compartimentering van het publiek kunnen de maximale
aantallen bedoeld in het eerste en tweede lid worden overschreden, mits naleving van de volgende minimale
regels en de toepasselijke protocollen: 1° er is geen vermenging mogelijk van het publiek
aanwezig in de verschillende compartimenten, voor, tijdens en na de activiteit; 2° er wordt
per compartiment een aparte in- en uitgang en sanitaire infrastructuur voorzien; 3° de capaciteit
van één compartiment is niet hoger dan het maximum aantal personen bedoeld in het eerste lid indien de
activiteit binnen plaatsvindt, of het maximum aantal personen bedoeld in het tweede lid indien de activiteit
buiten plaatsvindt; 4° de capaciteit van alle compartimenten samen bedraagt niet meer dan één
derde van de totale capaciteit van de infrastructuur. Deze paragraaf is niet van toepassing
indien de toegang op basis van een lokaal politiebesluit of lokale politieverordening, een decreet of
een ordonnantie verplicht dient te worden georganiseerd overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 14
juli 2021. § 3. Massa-evenementen en proef- en pilootprojecten mogen binnen worden georganiseerd
voor een publiek van minimum 200 personen, en van maximum 75.000 personen per dag, medewerkers en organisatoren
niet meegeteld, mits voorafgaande toelating van de bevoegde gemeentelijke overheid en met naleving van
de modaliteiten van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021. Massa-evenementen en proef- en
pilootprojecten mogen buiten worden georganiseerd voor een publiek van minimum 400 personen, en van maximum
75.000 personen per dag, medewerkers en organisatoren niet meegeteld, mits voorafgaande toelating van
de bevoegde gemeentelijke overheid en met naleving van de modaliteiten van het samenwerkingsakkoord van
14 juli 2021. De aankomstzone tot het massa-evenement wordt zodanig georganiseerd dat de regels
van de social distancing kunnen worden gerespecteerd. De minimumaantallen bedoeld in het eerste
en tweede lid kunnen worden gewijzigd overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021. In
afwijking van het eerste en tweede lid, kan een massa-evenement met een publiek van minder dan 200 personen
binnen of minder dan 400 personen buiten eveneens worden georganiseerd met toepassing van de modaliteiten
van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, mits de organisator de bezoekers daarvan voorafgaand informeert.
§ 4. De handelsbeurzen zijn toegelaten met naleving van de modaliteiten voorzien in artikel 4
en in het toepasselijke protocol. Deze paragraaf is niet van toepassing indien de toegang wordt
georganiseerd overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 op basis van een decreet of een
ordonnantie. Art. 13. De bevoegde lokale overheid gebruikt het CERM en, wanneer van toepassing,
het CIRM, wanneer ze een toelatingsbeslissing neemt met betrekking tot de organisatie van de activiteiten
bedoeld in artikel 12, § 2, met uitzondering van: 1° de activiteiten bedoeld in artikel
12, § 2, eerste lid, met een publiek van minder dan 200 personen; 2° de activiteiten
bedoeld in artikel 12, § 2, tweede lid, met een publiek van minder dan 400 personen. De
activiteiten bedoeld in artikel 12, § 2, eerste lid, kunnen enkel worden toegelaten voor een publiek
van maximum 100% van de CIRM-capaciteit, zonder 3000 personen te overschrijden, onverminderd de mogelijkheid
tot compartimentering van het publiek. Dit artikel is niet van toepassing indien de toegang
op basis van een lokaal politiebesluit of lokale politieverordening, een decreet of een ordonnantie verplicht
dient te worden georganiseerd overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021. HOOFDSTUK
6. - Openbaar vervoer Art. 14. Eenieder, met uitzondering van kinderen tot en met 12 jaar, is
verplicht om de mond en de neus te bedekken met een mondmasker, vanaf het betreden van de luchthaven,
het station, op het perron of een halte, in de bus, de (pre)metro, de tram, de trein of elk ander vervoersmiddel
dat door een openbare overheid wordt georganiseerd, overeenkomstig artikel 22. In afwijking
van het eerste lid is het rijdend personeel van de openbare vervoersmaatschappijen en van alle bussen
die diensten uitvoeren in het kader van het openbaar vervoer niet verplicht om de mond en de neus te
bedekken, voor zover enerzijds de bestuurder goed geïsoleerd is in een cabine en anderzijds een affiche
en/of zelfklever aan de gebruikers de reden aangeeft waarom de bestuurder geen mondmasker draagt. Art.
15. De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen neemt de nodige maatregelen om een maximale naleving
van de preventiemaatregelen te garanderen in het station, op het perron of een halte, de trein of elk
ander vervoersmiddel dat door haar wordt georganiseerd, in samenwerking met de betrokken lokale overheid
en de politie. HOOFDSTUK 7. - Reizen Art. 16. § 1. Niet-essentiële reizen naar
België zijn verboden voor personen die niet beschikken over de nationaliteit van een land van de Europese
Unie of van de Schengenzone, en die hun hoofdverblijfplaats hebben in een derde land dat niet is opgenomen
in bijlage I bij de Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking
van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking. Reizen zoals
bedoeld in bijlage 1 van dit besluit worden beschouwd als essentieel en zijn dus toegelaten. Voor
de overeenkomstig het tweede lid toegelaten reizen is de reiziger ertoe gehouden in het bezit te zijn
van een attest van essentiële reis. Dit attest wordt uitgereikt door de Belgische diplomatieke of consulaire
post indien wordt aangetoond dat de reis essentieel is. Indien gebruik wordt gemaakt van een
vervoerder, is deze ertoe gehouden te controleren dat de reizigers bedoeld in het derde lid, voorafgaand
aan de boarding, in het bezit zijn van dit attest. Bij gebrek aan dit attest, is de vervoerder ertoe
gehouden het boarden te weigeren. De vervoerder controleert bij aankomst op Belgisch grondgebied opnieuw
dat de reiziger in het bezit is van dit attest. In afwijking van het derde lid, is een attest
niet vereist indien het essentieel karakter van de reis blijkt uit de officiële documenten in het bezit
van de reiziger. Bij gebrek aan dit attest van essentiële reis of bij valse, misleidende of
onvolledige informatie in dit attest, en indien het essentieel karakter van de reis evenmin blijkt uit
de officiële documenten in het bezit van de reiziger, kan in voorkomend geval de binnenkomst geweigerd
worden overeenkomstig artikel 14 van de Schengengrenscode of artikel 43 van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
§ 2. De maatregelen bedoeld in paragraaf 1 zijn niet van toepassing op de reizigers die in het
bezit zijn van een vaccinatiecertificaat, noch op de personen tot en met 17 jaar die reizen met een begeleider
die in het bezit is van een vaccinatiecertificaat. Indien gebruik wordt gemaakt van een vervoerder,
is deze ertoe gehouden te controleren dat de reizigers en begeleiders bedoeld in het eerste lid, voorafgaand
aan de boarding, in het bezit zijn van een vaccinatiecertificaat. Bij gebrek aan dit vaccinatiecertificaat,
is de vervoerder ertoe gehouden het boarden te weigeren. Bij gebrek aan dit vaccinatiecertificaat
of bij valse, misleidende of onvolledige informatie in dit vaccinatiecertificaat, kan in voorkomend geval
de binnenkomst geweigerd worden overeenkomstig artikel 14 van de Schengengrenscode of artikel 43 van
de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en
de verwijdering van vreemdelingen. § 3. Onverminderd paragrafen 1 en 2 is het verboden
voor personen die zich op enig moment in de afgelopen 14 dagen op het grondgebied van een derde land
dat op de website "info-coronavirus.be" van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van
de Voedselketen en Leefmilieu als zone met heel hoog risico is aangemerkt bevonden, om zich rechtstreeks,
dan wel onrechtstreeks naar het Belgische grondgebied te verplaatsen, in zoverre zij niet beschikken
over de Belgische nationaliteit of hun hoofdverblijfplaats niet hebben in België, met uitzondering van
volgende toegelaten essentiële reizen: 1° de professionele reizen van vervoerspersoneel, vracht-
en cargopersoneel en zeevarenden, de sleepbootbemanning, de loodsen en het industrieel personeel tewerkgesteld
in de offshore windmolenparken, mits zij in het bezit zijn van een attest uitgereikt door de werkgever; 2°
de reizen van diplomaten, personeel van internationale organisaties en door internationale organisaties
uitgenodigde personen van wie fysieke aanwezigheid onontbeerlijk is voor de goede werking van deze organisaties,
bij het uitoefenen van hun functie, mits zij in het bezit zijn van een attest van essentiële reis uitgereikt
door de Belgische diplomatieke of consulaire post; 3° de reizen van de echtgenoot, of partner
van een persoon die beschikt over de Belgische nationaliteit of zijn hoofdverblijfplaats heeft in België
voor zover zij onder hetzelfde dak wonen, evenals de reizen van hun kinderen die onder hetzelfde dak
wonen, mits zij in het bezit zijn van een attest van essentiële reis uitgereikt door de Belgische diplomatieke
of consulaire post. De feitelijke partners moeten eveneens een aannemelijk bewijs leveren van een stabiele
en duurzaam onderhouden relatie; 4° doorreizen buiten de Schengenzone en de Europese Unie; 5°
doorreizen in België vanuit een derde land aangemerkt als zone met heel hoog risico naar het land van
nationaliteit of hoofdverblijfplaats, voor zover dit land zich binnen de Europese Unie of de Schengenzone
bevindt; 6° de reizen om dwingende humanitaire reden, mits zij in het bezit zijn van een attest
van dwingende humanitaire reden, uitgereikt door de Belgische diplomatieke of consulaire post, goedgekeurd
door de Dienst Vreemdelingenzaken; 7° de reizen van personen van wie fysieke aanwezigheid onontbeerlijk
is voor de nationale veiligheid, mits zij in het bezit zijn van een attest van essentiële reis uitgereikt
door de Belgische diplomatieke of consulaire post en goedgekeurd door de Dienst Vreemdelingenzaken. Indien
gebruik wordt gemaakt van een vervoerder, is deze ertoe gehouden te controleren dat de personen bedoeld
in het eerste lid, voorafgaand aan de boarding, in het bezit zijn van dit attest of van een bewijs van
toegelaten transit. Bij gebrek aan dit attest of aan een bewijs van toegelaten transit, is de vervoerder
ertoe gehouden het boarden te weigeren. Bij gebrek aan dit attest of bij valse, misleidende
of onvolledige informatie in dit attest, kan in voorkomend geval de binnenkomst geweigerd worden overeenkomstig
artikel 14 van de Schengengrenscode of artikel 43 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Wanneer
een derde land wordt aangemerkt als zone met heel hoog risico overeenkomstig het eerste lid, treedt het
inreisverbod op het Belgisch grondgebied in werking op het moment zoals aangegeven op de website "info-coronavirus.be"
en ten vroegste 24 uren na de publicatie op die website. § 4. Voor de toepassing van
dit besluit worden Andorra, Monaco, San Marino en Vaticaanstad beschouwd als landen van de Europese Unie. Art.
17. § 1. Voor de reizen naar België vanuit een land dat geen deel uitmaakt van de Schengenzone
is de reiziger ertoe gehouden om voorafgaand aan de reis het elektronische Passagier Lokalisatie Formulier,
bekendgemaakt op de website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen
en Leefmilieu, in te vullen en voor te leggen aan de vervoerder voor boarding. De vervoerder
is ertoe gehouden te controleren dat alle passagiers, voorafgaand aan de boarding, een elektronisch Passagier
Lokalisatie Formulier hebben ingevuld. Bij gebrek aan dit formulier is de vervoerder ertoe gehouden het
boarden te weigeren. Bij aankomst op Belgisch grondgebied wordt door de luchthavenuitbater opnieuw gecontroleerd
of het elektronische Passagier Lokalisatie Formulier werd ingevuld, overeenkomstig de instructies van
de bevoegde overheid. Bij gebrek aan een ingevuld elektronisch Passagier Lokalisatie Formulier
of bij valse, misleidende of onvolledige informatie hierin kan in voorkomend geval de binnenkomst geweigerd
worden overeenkomstig artikel 14 van de Schengengrenscode of artikel 43 van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
§ 2. In geval van een reis naar België vanuit een gebied in de Schengenzone is de reiziger ertoe
gehouden om voorafgaand aan de reis het elektronische Passagier Lokalisatie Formulier, bekendgemaakt
op de website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu,
in te vullen en voor te leggen aan de vervoerder voor boarding. De vervoerder is ertoe gehouden
te controleren dat alle passagiers, voorafgaand aan de boarding, een elektronisch Passagier Lokalisatie
Formulier hebben ingevuld. Bij gebrek aan dit formulier is de vervoerder ertoe gehouden het boarden te
weigeren. Bij aankomst op Belgisch grondgebied wordt door de luchthavenuitbater opnieuw gecontroleerd
of het elektronische Passagier Lokalisatie Formulier werd ingevuld, overeenkomstig de instructies van
de bevoegde overheid. § 3. In geval van een reis bedoeld in de paragrafen 1 en 2 waarbij
geen gebruik wordt gemaakt van een vervoerder, is de reiziger, van wie het verblijf in België meer dan
48 uur duurt, en het voorafgaand verblijf buiten België meer dan 48 uur duurde, er persoonlijk toe gehouden
om, voorafgaand aan de reis, het elektronische Passagier Lokalisatie Formulier, bekendgemaakt op de website
van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, in te
vullen en te ondertekenen. De uitzondering op de verplichting om het elektronische Passagier
Lokalisatie Formulier in te vullen en te ondertekenen voorzien in het eerste lid voor de reizigers waarvan
de reis geen gebruik van een vervoerder inhoudt en waarvan het verblijf in België niet langer duurt dan
48 uur of waarvan het voorafgaand verblijf buiten België niet langer heeft geduurd dan 48 uur, is niet
van toepassing op de personen die zich op enig moment tijdens de 14 dagen voor hun aankomst in België
bevonden hebben op het grondgebied van een derde land dat als zone met heel hoog risico is aangemerkt
overeenkomstig artikel 16, § 3, eerste lid. § 4. In aanvulling op de paragrafen
1, 2 en 3 is de reiziger ertoe gehouden om het bewijs van indiening van het overeenkomstig de paragrafen
1, 2 en 3 ingevulde Passagier Lokalisatie Formulier bij zich te dragen gedurende de integrale reis naar
de eindbestemming in België en de daaropvolgende 48 uur. § 5. De persoonsgegevens ingezameld
via het elektronische Passagier Lokalisatie Formulier in uitvoering van paragrafen 1, 2 en 3 kunnen worden
opgeslagen in de Gegevensbank I bedoeld in artikel 1, § 1, 6° van het samenwerkingsakkoord van
25 augustus 2020 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Duitstalige
Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, betreffende de gezamenlijke gegevensverwerking
door Sciensano en de door de bevoegde gefedereerde entiteiten of door de bevoegde agentschappen aangeduide
contactcentra, gezondheidsinspecties en mobiele teams in het kader van een contactonderzoek bij personen
die (vermoedelijk) met het coronavirus COVID-19 besmet zijn op basis van een gegevensbank bij Sciensano,
en worden verwerkt en uitgewisseld voor de verwerkingsdoeleinden bepaald in artikel 3 van dat samenwerkingsakkoord. Art.
18. In geval van een reis bedoeld in artikel 17, §§ 1, 2 en 3, dient eenieder, vanaf de
leeftijd van 12 jaar, die op het Belgisch grondgebied toekomt vanuit een grondgebied dat op de website
"info-coronavirus.be" van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen
en Leefmilieu als rode zone of als zone met heel hoog risico is aangemerkt, en die geen hoofdverblijfplaats
heeft in België, te beschikken over een vaccinatie-, test- of herstelcertificaat. Desgevallend is de
vervoerder ertoe gehouden te controleren dat deze personen, voorafgaand aan het instappen, een vaccinatie-,
test- of herstelcertificaat voorleggen. Bij gebrek aan vaccinatie-, test- of herstelcertificaat is de
vervoerder ertoe gehouden het instappen te weigeren. Bij gebrek aan een vaccinatie-, test- of
herstelcertificaat of bij valse, misleidende of onvolledige informatie kan in voorkomend geval de binnenkomst
geweigerd worden overeenkomstig artikel 14 van de Schengengrenscode of artikel 43 van de wet van 15 december
1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. De
uitzondering op de verplichting om te beschikken over een vaccinatie-, test- of herstelcertificaat, zoals
voorzien in het eerste lid voor de reizigers waarvan de reis geen gebruik van een vervoerder inhoudt
en waarvan het verblijf in België niet langer duurt dan 48 uren of waarvan het voorafgaand verblijf buiten
België niet langer heeft geduurd dan 48 uren, is niet van toepassing op de personen die zich op enig
moment tijdens de 14 dagen voor hun aankomst in België bevonden hebben op het grondgebied van een derde
land dat als zone met heel hoog risico is aangemerkt overeenkomstig artikel 16, § 3, eerste lid. Art.
19. De verplichtingen voorzien in artikel 17, § 3 en artikel 18, zijn niet van toepassing op de
reizen van de volgende categorieën van personen: 1° voor zover zij in het kader van hun functie
naar België reizen: - de transportwerkers of vervoeraanbieders, met inbegrip van vrachtwagenchauffeurs
die goederen voor gebruik op het grondgebied vervoeren en zij die alleen maar op doorreis zijn; -
de zeevarenden, de sleepbootbemanning, de loodsen en het industrieel personeel tewerkgesteld in de offshore
windmolenparken; - de "Border Force Officers" van het Verenigd -Koninkrijk; - de grensarbeiders; 2°
de leerlingen, studenten en stagiairs die minstens één keer per week naar België reizen in het kader
van hun grensoverschrijdende studies of stage; 3° de personen die naar België reizen in het
kader van grensoverschrijdend co-ouderschap; 4° de personen die tussen België en een andere
EU-lidstaat worden overgedragen in het kader van de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat
verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan
van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend, alsook in het kader van
bilaterale overeenkomsten, wanneer hieromtrent tussen België en de andere EU-lidstaat op basis van wederkerigheid
de nodige afspraken zijn gemaakt. De uitzonderingen voorzien in het eerste lid, 1°, vierde
streepje, 2° en 3° zijn niet van toepassing op de personen die zich op enig moment tijdens de 14 dagen
voor hun aankomst in België bevonden hebben op het grondgebied van een derde land dat als zone met heel
hoog risico is aangemerkt overeenkomstig artikel 16, § 3, eerste lid. HOOFDSTUK 8. -
Individuele verantwoordelijkheden Art. 20. Het wordt sterk aanbevolen aan eenieder om de regels
van social distancing na te leven, in het bijzonder het behoud van een afstand van 1,5 meter tussen elke
persoon. Het eerste lid is niet van toepassing: 1° op personen die onder hetzelfde
dak wonen onderling; 2° op kinderen onderling tot en met de leeftijd van 12 jaar; 3°
op personen onderling die behoren tot eenzelfde gezelschap; 4° op personen onderling die elkaar
thuis ontmoeten; 5° tussen begeleiders enerzijds en personen die nood hebben aan begeleiding
anderzijds; 6° tijdens de activiteiten bedoeld in artikel 12, § 2, eerste lid, met een
publiek van minder dan 200 personen; 7° tijdens de activiteiten bedoeld in artikel 12, §
2, tweede lid met een publiek van minder dan 400 personen; 8° tijdens private bijeenkomsten; 9°
indien dit onmogelijk is omwille van de aard van de activiteit; 10° in de gevallen waar de
toegang georganiseerd wordt op basis van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, met inbegrip van
de massa-evenementen; 11° tijdens de burgerlijke huwelijken; 12° tijdens de uitvaartceremonies; 13°
tijdens de collectieve uitoefening van de eredienst en de collectieve uitoefening van de niet-confessionele
morele dienstverlening en van activiteiten binnen een filosofisch-levensbeschouwelijke vereniging; 14°
tijdens de individuele uitoefening van de eredienst en de individuele uitoefening van de niet-confessionele
morele dienstverlening en van activiteiten binnen een filosofisch-levensbeschouwelijke vereniging; 15°
tijdens het individueel of collectief bezoek aan een gebouw voor de eredienst of een gebouw voor niet-confessionele
morele dienstverlening. Art. 21. Het dragen van een mondmasker om de mond en neus te bedekken,
is toegestaan voor gezondheidsdoeleinden in voor het publiek toegankelijke plaatsen. Art. 22.
§ 1. Het wordt sterk aanbevolen aan eenieder, met uitzondering van kinderen tot en met 12 jaar,
om de mond en de neus te bedekken met een mondmasker wanneer het onmogelijk is om de regels van social
distancing na te leven, met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 20, tweede lid, 1° tot en
met 10°, en onverminderd de toepassing van de paragrafen 2 en 3. Eenieder, met uitzondering
van kinderen tot en met 12 jaar, is in elk geval verplicht om de mond en de neus te bedekken met een
mondmasker op de volgende plaatsen: 1° de besloten ruimten van de plaatsen bedoeld in artikel
14; 2° de besloten ruimten van het georganiseerd collectief vervoer, behalve voor wat betreft
het rijdend personeel, voor zover enerzijds de bestuurder goed geïsoleerd is in een cabine en anderzijds
een affiche en/of zelfklever aan de gebruikers de reden aangeeft waarom de bestuurder geen mondmasker
draagt; 3° de inrichtingen en plaatsen waar contactberoepen worden uitgeoefend, voor wat betreft
de dienstverleners en de klanten, waarbij de dienstverlener en de klant direct fysiek contact hebben
of waarbij de afstand van 1,5 meter niet kan worden gegarandeerd tussen de dienstverlener en de klant
voor een duur van minstens 15 minuten; 4° de voor het publiek toegankelijke ruimten van de
ondernemingen, verenigingen en diensten bedoeld in artikel 2; 5° de voor het publiek toegankelijke
ruimten van de handelszaken, winkels en winkelcentra; 6° de bibliotheken, spelotheken en mediatheken; 7°
de besloten en voor het publiek toegankelijke ruimten van de inrichtingen bedoeld in artikel 7; 8°
de gebouwen voor de eredienst en de gebouwen bestemd voor de openbare uitoefening van niet-confessionele
morele dienstverlening; 9° bij verplaatsingen in de publieke en niet-publieke delen van de
gerechtsgebouwen, alsook in de zittingszalen bij elke verplaatsing en, in de andere gevallen, overeenkomstig
de richtlijnen van de kamervoorzitter; 10° de publiek toegankelijke ruimten van overheidsgebouwen; 11°
de inrichtingen en plaatsen waar horeca-activiteiten worden uitgeoefend bedoeld in artikel 5 alsook
de fitnesscentra, voor wat betreft het personeel; 12° de besloten ruimten van de inrichtingen
en plaatsen waar horeca-activiteiten worden uitgeoefend bedoeld in artikel 5, voor wat betreft de klanten
op het terras wanneer ze deze besloten ruimte kortstondig betreden, voor zover de toegang tot het terras
niet wordt georganiseerd overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021. Het tweede
lid, 1° tot en met 10°, is niet van toepassing: 1° in de gevallen waar de toegang wordt georganiseerd
overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, met inbegrip van de massa-evenementen; 2°
tijdens de activiteiten bedoeld in artikel 12, § 2, eerste lid, met een publiek van minder dan
200 personen; 3° tijdens de activiteiten bedoeld in artikel 12, § 2, tweede lid, met
een publiek van minder dan 400 personen; 4° tijdens de private bijeenkomsten. §
2. Het mondmasker mag occasioneel worden afgezet om te eten en te drinken, en wanneer het dragen ervan
onmogelijk is omwille van de aard van de activiteit. § 3. Wanneer het dragen van een
mondmasker niet mogelijk is omwille van medische redenen, mag een gelaatsscherm worden gebruikt. De
personen die in de onmogelijkheid zijn een mondmasker of een gelaatsscherm te dragen omwille van een
beperking, gestaafd door middel van een medisch attest, moeten niet voldoen aan de bepalingen van dit
besluit die deze verplichting voorzien. HOOFDSTUK 9. - Onderwijs Art. 23. In het kader
van het leerplichtonderwijs, het volwassenonderwijs, het hoger onderwijs en het deeltijds kunstonderwijs
worden de specifieke voorwaarden voor de organisatie van lessen en scholen door de ministers van Onderwijs
vastgesteld op basis van het advies van experten, rekening houdend met de gezondheidscontext en de mogelijke
ontwikkelingen daarvan. Deze voorwaarden hebben onder meer betrekking op het aantal dagen aanwezigheid
op school, de normen die moeten worden nageleefd met betrekking tot het dragen van een mondmasker of
andere veiligheidsuitrustingen binnen de inrichtingen, het gebruik van infrastructuren, de aanwezigheid
van derden en de extramurale activiteiten. Indien er op lokaal niveau bijzondere maatregelen worden genomen,
stellen de ministers van Onderwijs een procedure vast. Ook buiten de lesuren kunnen scholen
of derden initiatieven nemen ter bestrijding van de leerachterstand of schooluitval volgens de protocollen
die worden opgesteld door de bevoegde ministers van de Gemeenschappen. HOOFDSTUK 10. - Sancties Art.
24. § 1. Inbreuken op de maatregelen van dit besluit worden bestraft met de straffen bepaald
door artikel 6, § 1 van de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke
politie tijdens een epidemische noodsituatie, met uitzondering van: 1° de inbreuken bedoeld
in paragraaf 2; 2° de inbreuken op de maatregelen die betrekking hebben op de verplichtingen
van de bevoegde lokale overheden; 3° de inbreuken op de maatregelen die louter gelden als aanbeveling.
§ 2. Inbreuken op de maatregelen van dit besluit op de arbeidsplaatsen die betrekking hebben op
de relatie tussen de werkgever bedoeld in artikel 16, 3°, van het Sociaal Strafwetboek enerzijds, en
de werknemer bedoeld in artikel 16, 2°, van het Sociaal Strafwetboek anderzijds, worden bestraft overeenkomstig
artikel 6, § 2, van de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie
tijdens een epidemische noodsituatie. HOOFDSTUK 11. - Slot- en opheffingsbepalingen Art.
25. De lokale overheden en de overheden van bestuurlijke politie zijn belast met de uitvoering van dit
besluit. Wanneer de lokale omstandigheden het vereisen, nemen de gouverneurs en burgemeesters,
elk voor het eigen grondgebied, maatregelen die strenger zijn ten opzichte van de maatregelen in dit
besluit, overeenkomstig de instructies van de minister van Binnenlandse Zaken. De burgemeester
is verantwoordelijk voor de organisatie van de mondelinge en visuele communicatie van de specifieke maatregelen
genomen op het grondgebied van zijn gemeente. Art. 26. De maatregelen voorzien in dit besluit
zijn van toepassing tot en met 28 januari 2022. Art. 27. Bepalingen van een protocol of gids
die minder strikt zijn dan de regels van dit besluit worden buiten toepassing gelaten. Art.
28. De minister van Binnenlandse Zaken kan, na gemotiveerd advies van de bevoegde ministers, de betrokken
lokale overheden en de federale minister van Volksgezondheid, toelating geven om af te wijken van de
regels van dit besluit gedurende proef- en pilootprojecten met uitzondering van het maximum aantal personen
bedoeld in artikel 12, § 3. De organisatie van de proef- en pilootprojecten gebeurt overeenkomstig
het protocol dat werd bepaald door de bevoegde ministers en de federale Minister van Volksgezondheid
houdende een kader, kalender en stappenplan voor de organisatie van proef- en pilootprojecten, zowel
binnen als buiten, overeenkomstig de afspraken in het Overlegcomité ter zake. Art. 29. Het ministerieel
besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19
te beperken, wordt opgeheven, met uitzondering van artikel 30, eerste lid. Tot hun eventuele
wijziging moeten de verwijzingen naar het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende
maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, begrepen worden als verwijzingen
naar dit besluit. Art. 30. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch
Staatsblad wordt bekendgemaakt. Art. 31. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast
met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Ciergnon, 28 oktober 2021. FILIP Van
Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN
Bijlage
bij het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 Bijlage 1. Lijst van essentiële reizen vanuit
een derde land naar België toepasselijk op reizigers die niet beschikken over de nationaliteit van een
land van de Europese Unie of van de Schengenzone, en die hun hoofdverblijfplaats hebben in een derde
land dat niet is opgenomen in bijlage I bij de Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020
over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die
beperking Voor de toepassing van artikel 16, § 1, van dit besluit worden de volgende
reizen als essentieel beschouwd: 1° de professionele reizen van gezondheidswerkers, onderzoekers
op het gebied van gezondheid en beroepskrachten uit de ouderenzorg; 2° de professionele reizen
van grensarbeiders; 3° de professionele reizen van seizoenarbeiders in de land- en tuinbouw; 4°
de professionele reizen van vervoerspersoneel; 5° de reizen van diplomaten, personeel van
internationale organisaties en instellingen en door internationale organisaties en instellingen uitgenodigde
personen van wie fysieke aanwezigheid vereist is voor de goede werking van deze organisaties en instellingen,
professionele reizen van militair personeel, van ordediensten, van de douane, van de inlichtingendiensten
en magistraten, en van humanitaire hulpverleners en personeel van de civiele bescherming, bij het uitoefenen
van hun functie; 6° doorreizen buiten de Schengenzone en de Europese Unie; 7° de
reizen om dwingende gezinsredenen, namelijk: - de reizen die gerechtvaardigd zijn door gezinshereniging
in de zin van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de
vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; - de bezoeken aan een echtgenoot of partner,
die niet onder hetzelfde dak woont, voor zover een aannemelijk bewijs geleverd kan worden van een stabiele
en duurzaam onderhouden relatie; - de reizen in het kader van co-ouderschap (met inbegrip van
een behandeling in het kader van medisch begeleide voortplanting); - de reizen in het kader
van begrafenissen of crematies van verwanten in eerste en tweede graad; - de reizen in het kader
van burgerlijke of religieuze huwelijken van verwanten in eerste en tweede graad; 8° de professionele
reizen van zeevarenden; 9° de reizen om humanitaire reden (met inbegrip van de reizen om dwingende
medische redenen of de verderzetting van een dringende medische behandeling alsook om bijstand of zorg
te verlenen aan een oudere, minderjarige, gehandicapte of kwetsbare persoon); 10° de reizen
die studiegerelateerd zijn, met inbegrip van de reizen van leerlingen, studenten en stagiairs, die in
het kader van hun studies een vorming volgen en onderzoekers met een gastovereenkomst; 11°
de reizen van gekwalificeerde personen, als hun werk vanuit economisch standpunt noodzakelijk is en niet
kan worden uitgesteld; met inbegrip van de reizen van beroepssporters met een topsportstatuut en professionelen
uit de cultuursector, wanneer ze beschikken over een gecombineerde vergunning, en journalisten, bij het
uitoefenen van hun professionele activiteit. De reizen van de personen die een activiteit in
loondienst komen uitoefenen in België, met inbegrip van jonge au pairs, ongeacht de duur van deze activiteit,
op voorwaarde dat ze daartoe gemachtigd zijn door het bevoegde Gewest (arbeidsvergunning of bewijs dat
de voorwaarden voor een vrijstelling vervuld zijn). De reizen van de personen die een zelfstandige
activiteit komen uitoefenen in België, ongeacht de duur van deze activiteit, op voorwaarde dat ze daartoe
gemachtigd zijn door het bevoegde gewest (geldige beroepskaart of bewijs dat de voorwaarden voor een
vrijstelling vervuld zijn). 12° de reizen van de echtgenoot of partner van een persoon die
beschikt over de nationaliteit van een land van de Europese Unie of van de Schengenzone die deze begeleidt,
voor zover zij onder hetzelfde dak wonen, evenals de reizen van hun kinderen die onder hetzelfde daken
wonen. De feitelijke partners moeten eveneens een aannemelijk bewijs leveren van een stabiele en duurzaam
onderhouden relatie. Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 28 oktober 2021. Gegeven
te Ciergnon, 28 oktober 2021. FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse
Zaken, A. VERLINDEN