NL FR
belgiëlex.be   -  Kruispuntbank Wetgeving
Raad van State
ELI - Navigatie systeem via een Europese identificatiecode voor wetgeving
http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2022/03/10/2022020508/staatsblad
einde

Publicatie : 2022-03-11
Numac : 2022020508

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

10 MAART 2022. - Koninklijk besluit houdende de nodige maatregelen inzake de door de Europese Unie gecoördineerde reisbeperkingen ten gevolge van de coronavirus COVID-19 pandemie



FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 108;
Gelet op Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode), de artikelen 6, lid 1, en 14;
Gelet op de Internationale Gezondheidsregeling van 23 mei 2005, artikel 23;
Gelet op de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, artikel 3, vervangen bij de wet van 24 februari 2017 en gewijzigd bij de wet van 8 mei 2019, en artikel 43, vervangen bij de wet van 24 februari 2017 en gewijzigd bij de wet van 8 mei 2019;
Gelet op de vrijstelling van de regelgevingsimpactanalyse, bedoeld in artikel 8, § 2, 1°, van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 maart 2022;
Gelet op het akkoord van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 9 maart 2022;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1, eerste lid;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het niet mogelijk is te wachten op het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State binnen een verkorte termijn van vijf werkdagen (desgevallend verlengd tot acht werkdagen indien de adviesaanvraag wordt voorgelegd aan de Algemene Vergadering, hetgeen in de praktijk een termijn van ongeveer twee weken impliceert), onder meer omwille van de noodzaak om de reisbeperkingen te kunnen handhaven na het einde van de epidemische noodsituatie bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie; dat er geen leemte mag vallen tussen het aflopen van de reisbeperkingen in toepassing van die wet en de inwerkingstreding van dit besluit;
Overwegende het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, artikel 2, dat het recht op leven beschermt;
Overwegende het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, artikel 191, dat het voorzorgsbeginsel in het kader van het beheer van internationale gezondheidscrisissen en van de actieve voorbereiding van zulke potentiële crisissen verankert; dat dit beginsel inhoudt dat, wanneer een ernstig risico hoogstwaarschijnlijk werkelijkheid zal worden, het aan de overheid is om dringende en voorlopige maatregelen te nemen;
Overwegende artikel 6, lid 1, punten c) en e), van de Verordening (EU) Nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;
Overwegende de Grondwet, artikel 23;
Overwegende de Aanbeveling (EU) Nr. 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking, laatstelijk gewijzigd door Aanbeveling (EU) Nr. 2022/290 van de Raad van 22 februari 2022 tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/912 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking;
Overwegende de Aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU;
Overwegende de Verordening (EU) Nr. 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19 vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren;
Overwegende de Verordening (EU) Nr. 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie;
Overwegende de Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. 2021/2288 van de Commissie van 21 december 2021 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de aanvaardingsperiode van vaccinatiecertificaten die zijn afgegeven in het formaat van het digitale EU-COVIDcertificaat, met vermelding van de voltooiing van de primaire vaccinatiereeks;
Overwegende de Aanbeveling (EU) Nr. 2022/107 van de Raad van 25 januari 2022 betreffende een gecoördineerde aanpak om veilig vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken en ter vervanging van Aanbeveling (EU) 2020/1475;
Overwegende het samenwerkingsakkoord van 25 augustus 2020 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, betreffende de gezamenlijke gegevensverwerking door Sciensano en de door de bevoegde gefedereerde entiteiten of door de bevoegde agentschappen aangeduide contactcentra, gezondheidsinspecties en mobiele teams in het kader van een contactonderzoek bij personen die (vermoedelijk) met het coronavirus COVID-19 besmet zijn op basis van een gegevensbank bij Sciensano;
Overwegende de wet van 9 oktober 2020 houdende instemming met het voormelde samenwerkingsakkoord van 25 augustus 2020;
Overwegende het samenwerkingsakkoord van 24 maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de gegevensoverdracht van noodzakelijke gegevens naar de gefedereerde entiteiten, de lokale overheden of politiediensten met als doel het handhaven van de verplichte quarantaine of testing van de reizigers komende van buitenlandse zones bij wie een quarantaine of testing verplicht is bij aankomst in België;
Overwegende de wet van 8 april 2021 houdende de instemming met het voormelde samenwerkingsakkoord van 24 maart 2021;
Overwegende het samenwerkingsakkoord van 31 mei 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende bijzondere verwerkingen van persoonsgegevens met het oog op het opsporen en onderzoeken van clusters en collectiviteiten, met het oog op de handhaving van de verplichte quarantaine en testing en met het oog op het toezicht op de naleving door de bevoegde sociaal inspecteurs van de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 tegen te gaan op de arbeidsplaatsen;
Overwegende de wet van 20 juni 2021 houdende de instemming met het voormelde samenwerkingsakkoord van 31 mei 2021;
Overwegende het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België;
Overwegende de wet van 20 juli 2021 houdende de instemming met het voormelde samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021;
Overwegende de wet van 10 maart 2022 tot opheffing van de instandhouding van de epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19-pandemie;
Overwegende de verklaring van de WHO omtrent de karakteristieken van het coronavirus COVID-19, in het bijzonder met betrekking tot de besmettelijkheid en het sterfterisico;
Overwegende de kwalificatie van het coronavirus COVID-19 als een pandemie door de WHO op 11 maart 2020;
Overwegende dat de WHO op 16 maart 2020 het hoogste dreigingsniveau heeft uitgeroepen aangaande het coronavirus COVID-19 dat de wereldeconomie destabiliseert en zich snel verspreidt over de wereld;
Overwegende het overleg van 4 maart 2022 binnen het Overlegcomité;
Overwegende dat, hoewel de epidemische situatie momenteel onder controle is, het noodzakelijk is reisbeperkingen te handhaven om zowel het aantal besmettingen als de verspreiding van nieuwe varianten op het Belgische grondgebied onder controle te houden;
Overwegende dat maatregelen ten aanzien van personen die naar de Europese Unie of het Belgisch grondgebied reizen nog steeds nodig zijn om de bevolking te beschermen en de druk op het gezondheidszorgsysteem, met inbegrip van de eerstelijnszorg, te beheersen;
Overwegende de urgentie en het risico voor de volksgezondheid dat het coronavirus COVID-19 met zich meebrengt voor de bevolking;
Overwegende dat het coronavirus COVID-19 een infectieziekte is die meestal de longen en luchtwegen treft; dat het coronavirus COVID-19 wordt overgedragen van mens op mens via de lucht; dat de overdracht van de ziekte lijkt plaats te vinden via alle mogelijke emissies via de mond en de neus;
Overwegende dat de Aanbeveling (EU) Nr. 2022/107 van de Raad van 25 januari 2022 betreffende een gecoördineerde aanpak om veilig vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken en ter vervanging van Aanbeveling (EU) 2020/1475 een persoonsgebonden aanpak vooropstelt in het kader van reizen tijdens de COVID-19-pandemie, hetgeen impliceert dat de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de reiziger de belangrijkste factor zou moeten zijn; dat een dergelijke aanpak de toepasselijke regels vereenvoudigt, alsook bijkomende duidelijkheid en voorspelbaarheid biedt voor reizigers; dat bijgevolg eenieder, vanaf de leeftijd van 12 jaar, die naar België reist vanuit een ander land en die geen hoofdverblijfplaats in België heeft, over een vaccinatie-, test- of herstelcertificaat dient te beschikken; dat er uitzonderingen van kracht blijven, onder andere om de verplaatsingen in het kader van het dagdagelijkse leven in de grensregio's niet te belemmeren;
Overwegende dat internationale reizen mogelijk aanleiding geven tot de verspreiding van bekende en onbekende virusvarianten en bijgevolg ook tot het nemen van nieuwe gezondheidsmaatregelen; dat om deze reden bepaalde personen in het bezit moeten zijn van een vaccinatie- of herstelcertificaat om naar België te mogen reizen in het kader van niet-essentiële reizen; dat dergelijke certificaten aantonen dat iemand tegen het coronavirus COVID-19 is gevaccineerd of ervan hersteld is en daardoor een veiliger personenverkeer mogelijk maken;
Overwegende de belemmeringen waarmee de overheden belast met de uitvoering van overnames in het kader van Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend, alsook in het kader van bilaterale overeenkomsten, geconfronteerd worden;
Overwegende dat, om een gedegen opvolging en tracering van reizigers vanuit derde landen die niet zijn opgenomen in bijlage I bij de Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 en waarbij gebruik wordt gemaakt van een vervoerder, mogelijk te maken, een Passagier Lokalisatie Formulier (PLF) moet worden ingevuld; dat dit formulier dient als basis om, indien gewenst, de nodige contacttracing of gezondheidsopvolging in te stellen door de bevoegde diensten; dat dit formulier elektronisch dient te worden ingevuld, onder meer om de laattijdige ontvangst van een testcode voor een af te nemen PCR-test en van de noodzakelijke communicatie met betrekking tot de te volgen gezondheidsmaatregelen, te vermijden; dat de vervoerder ertoe is gehouden te controleren dat alle passagiers, voorafgaand aan de boarding, een elektronisch PLF hebben ingevuld; dat bij aankomst op Belgisch grondgebied ook de luchthavenuitbater dit dient te controleren;
Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, de Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "vervoerder":
- de openbare of private luchtvervoerder;
- de openbare of private zeevervoerder;
- de binnenvaartvervoerder;
- de openbare of private trein- of busvervoerder voor het vervoer vanuit een land dat zich buiten de Europese Unie en de Schengenzone bevindt;
2° "grensarbeider": een werknemer die arbeid in loondienst verricht in een land van de Europese Unie of van de Schengenzone maar in een ander land van de Europese Unie of van de Schengenzone zijn woonplaats heeft waarnaar die werknemer in de regel dagelijks of ten minste éénmaal per week terugkeert;
3° "derde land": een land dat niet behoort tot de Europese Unie, noch tot de Schengenzone;
4° "digitaal EU-COVID-certificaat": een certificaat zoals bedoeld in de Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren en in de Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie;
5° "vaccinatiecertificaat": een digitaal EU-COVID-certificaat van vaccinatie met een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 in de EU toegelaten vaccin tegen COVID-19 of een COVID-19-vaccin waarvoor de procedure voor Emergency Use Listing van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is voltooid of een certificaat van vaccinatie met dergelijk vaccin uitgereikt in een land dat niet behoort tot de Europese Unie dat als equivalent wordt beschouwd door de Europese Commissie op basis van de uitvoeringshandelingen of door België op basis van bilaterale akkoorden, waaruit blijkt dat sinds ten minste twee weken alle doses voorzien in de bijsluiter werden toegediend, en dat niet meer dan 270 dagen zijn verstreken sinds de datum van de laatste dosis in de primaire vaccinatiereeks, of waaruit blijkt dat een boosterdosis na voltooiing van de primaire vaccinatiereeks werd toegediend.
Bij gebrek aan een equivalentiebeslissing van de Europese Commissie wordt eveneens een vaccinatiecertificaat aanvaard dat werd uitgereikt in een land dat niet behoort tot de Europese Unie en dat minimaal de volgende informatie bevat in het Nederlands, Frans, Duits of Engels:
- gegevens waaruit kan worden afgeleid wie de persoon is die is gevaccineerd (naam, geboortedatum en/of ID-nummer);
- gegevens waaruit blijkt dat een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 in de EU toegelaten vaccin tegen COVID-19 of een COVID-19-vaccin waarvoor de procedure voor Emergency Use Listing van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is voltooid, werd toegediend;
- gegevens waaruit blijkt dat sinds ten minste twee weken alle doses voorzien in de bijsluiter werden toegediend en dat niet meer dan 270 dagen zijn verstreken sinds de datum van de laatste dosis in de primaire vaccinatiereeks, of gegevens waaruit blijkt dat een boosterdosis na voltooiing van de primaire vaccinatiereeks werd toegediend;
- de merknaam en de naam van de fabrikant of handelsvergunningshouder van elk vaccin dat werd toegediend. Indien één van beide namen niet wordt vermeld, moet ook het lotnummer worden vermeld;
- de datum van toediening van elke dosis van het vaccin die werd toegediend of het totaal aantal dosissen en de naam van het laatste vaccin dat toegediend is, alsook de datum van de laatste toediening;
- de naam van het land, van de provincie of van de regio waar het vaccinatiecertificaat werd uitgereikt;
- de afgever van het bewijs van vaccinatie;
6° "testcertificaat": een digitaal EU-COVID-certificaat of een ander certificaat in het Nederlands, Frans, Duits of Engels, dat aangeeft ofwel dat een NAAT test (Nucleic Acid Amplification Test) met negatief resultaat niet meer dan 72 uur voor aankomst op het Belgisch grondgebied werd uitgevoerd in een officieel laboratorium, ofwel dat een RAT test (Rapid Antigen Test), die is opgenomen in de gemeenschappelijke en bijgewerkte lijst van snelle antigeentests voor COVID-19 zoals vastgesteld op basis van de Aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU, niet meer dan 24 uur voor aankomst op het Belgisch grondgebied werd uitgevoerd door een professioneel en waarvan het resultaat negatief is;
7° "herstelcertificaat": een digitaal EU-COVID-certificaat van herstel of een certificaat van herstel uitgereikt in een land dat niet behoort tot de Europese Unie dat als equivalent wordt beschouwd door de Europese Commissie op basis van de uitvoeringshandelingen of door België op basis van bilaterale akkoorden, en waaruit blijkt dat niet meer dan 180 dagen zijn verstreken sinds de datum van het positieve resultaat van een NAAT test, of van het positieve resultaat van een RAT test die is opgenomen in de gemeenschappelijke en bijgewerkte lijst van snelle antigeentests voor COVID-19 zoals vastgesteld op basis van de Aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU;
8° "Passagier Lokalisatie Formulier": het PLF zoals bedoeld in Titel VIII van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België.
Art. 2. § 1. Niet-essentiële reizen naar België zijn verboden voor personen die niet beschikken over de nationaliteit van een land van de Europese Unie of van de Schengenzone, en die hun hoofdverblijfplaats hebben in een derde land dat niet is opgenomen in bijlage I bij de Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking.
Reizen zoals bedoeld in de bijlage van dit besluit worden beschouwd als essentieel en zijn dus toegelaten.
Voor de overeenkomstig het tweede lid toegelaten reizen is de reiziger ertoe gehouden in het bezit te zijn van een attest van essentiële reis. Dit attest wordt uitgereikt door de Belgische diplomatieke of consulaire post indien wordt aangetoond dat de reis essentieel is.
Indien gebruik wordt gemaakt van een vervoerder, is deze ertoe gehouden te controleren dat de reizigers bedoeld in het derde lid, voorafgaand aan de boarding, in het bezit zijn van dit attest. Bij gebrek aan dit attest, is de vervoerder ertoe gehouden het boarden te weigeren.
In afwijking van het derde lid, is een attest niet vereist indien het essentieel karakter van de reis blijkt uit de officiële documenten in het bezit van de reiziger.
Bij gebrek aan dit attest van essentiële reis of bij valse, misleidende of onvolledige informatie in dit attest, en indien het essentieel karakter van de reis evenmin blijkt uit de officiële documenten in het bezit van de reiziger, kan in voorkomend geval de binnenkomst geweigerd worden overeenkomstig artikel 14 van de Schengengrenscode of artikel 43 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
§ 2. De maatregelen bedoeld in paragraaf 1 zijn niet van toepassing op de reizigers die in het bezit zijn van een vaccinatie- of herstelcertificaat, noch op de personen tot en met 17 jaar die reizen met een begeleider die in het bezit is van een vaccinatie- of herstelcertificaat.
Indien gebruik wordt gemaakt van een vervoerder, is deze ertoe gehouden te controleren dat de reizigers en begeleiders bedoeld in het eerste lid, voorafgaand aan de boarding, in het bezit zijn van een vaccinatie- of herstelcertificaat. Bij gebrek aan dit vaccinatie- of herstelfcertificaat, is de vervoerder ertoe gehouden het boarden te weigeren.
Bij gebrek aan dit vaccinatie- of herstelcertificaat of bij valse, misleidende of onvolledige informatie in dit vaccinatie- of herstelcertificaat, kan in voorkomend geval de binnenkomst geweigerd worden overeenkomstig artikel 14 van de Schengengrenscode of artikel 43 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
§ 3. Onverminderd paragrafen 1 en 2 is het verboden voor personen die zich op enig moment in de afgelopen 14 dagen op het grondgebied van een derde land dat op de website "info-coronavirus.be" van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu als zone met heel hoog risico is aangemerkt bevonden hebben, om zich rechtstreeks, dan wel onrechtstreeks naar het Belgische grondgebied te verplaatsen, in zoverre zij niet beschikken over de Belgische nationaliteit of hun hoofdverblijfplaats niet hebben in België, met uitzondering van volgende toegelaten essentiële reizen:
1° de professionele reizen van vervoerspersoneel, vracht- en cargopersoneel en zeevarenden, de sleepbootbemanning, de loodsen en het industrieel personeel tewerkgesteld in de offshore windmolenparken, mits zij in het bezit zijn van een attest uitgereikt door de werkgever;
2° de reizen van diplomaten, personeel van internationale organisaties en door internationale organisaties uitgenodigde personen van wie fysieke aanwezigheid onontbeerlijk is voor de goede werking van deze organisaties, bij het uitoefenen van hun functie, mits zij in het bezit zijn van een attest van essentiële reis uitgereikt door de Belgische diplomatieke of consulaire post;
3° de reizen van de echtgenoot, of partner van een persoon die beschikt over de Belgische nationaliteit of zijn hoofdverblijfplaats heeft in België voor zover zij onder hetzelfde dak wonen, evenals de reizen van hun kinderen die onder hetzelfde dak wonen, mits zij in het bezit zijn van een attest van essentiële reis uitgereikt door de Belgische diplomatieke of consulaire post. De feitelijke partners moeten eveneens een aannemelijk bewijs leveren van een stabiele en duurzaam onderhouden relatie;
4° doorreizen buiten de Schengenzone en de Europese Unie;
5° doorreizen in België vanuit een derde land aangemerkt als zone met heel hoog risico naar het land van nationaliteit of hoofdverblijfplaats, voor zover dit land zich binnen de Europese Unie of de Schengenzone bevindt;
6° de reizen om dwingende humanitaire reden, mits zij in het bezit zijn van een attest van dwingende humanitaire reden, uitgereikt door de Belgische diplomatieke of consulaire post, goedgekeurd door de Dienst Vreemdelingenzaken;
7° de reizen van personen van wie fysieke aanwezigheid onontbeerlijk is voor de nationale veiligheid, mits zij in het bezit zijn van een attest van essentiële reis uitgereikt door de Belgische diplomatieke of consulaire post en goedgekeurd door de Dienst Vreemdelingenzaken.
Indien gebruik wordt gemaakt van een vervoerder, is deze ertoe gehouden te controleren dat de personen bedoeld in het eerste lid, voorafgaand aan de boarding, in het bezit zijn van dit attest of van een bewijs van toegelaten transit. Bij gebrek aan dit attest of aan een bewijs van toegelaten transit, is de vervoerder ertoe gehouden het boarden te weigeren.
Bij gebrek aan dit attest of bij valse, misleidende of onvolledige informatie in dit attest, kan in voorkomend geval de binnenkomst geweigerd worden overeenkomstig artikel 14 van de Schengengrenscode of artikel 43 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Wanneer een derde land wordt aangemerkt als zone met heel hoog risico overeenkomstig het eerste lid, treedt het inreisverbod op het Belgisch grondgebied in werking op het moment zoals aangegeven op de website "info-coronavirus.be" en ten vroegste 24 uren na de publicatie op die website.
Art. 3. § 1. Voor de reizen naar België vanuit een derde land dat niet is opgenomen in bijlage I bij de Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking, en waarbij gebruik wordt gemaakt van een vervoerder, is de reiziger ertoe gehouden om voorafgaand aan de reis het elektronische Passagier Lokalisatie Formulier, bekendgemaakt op de website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, in te vullen en voor te leggen aan de vervoerder voor boarding.
De vervoerder is ertoe gehouden te controleren dat alle passagiers, voorafgaand aan de boarding, een elektronisch Passagier Lokalisatie Formulier hebben ingevuld. Bij gebrek aan dit formulier is de vervoerder ertoe gehouden het boarden te weigeren. Bij aankomst op Belgisch grondgebied wordt door de luchthavenuitbater opnieuw gecontroleerd of het elektronische Passagier Lokalisatie Formulier werd ingevuld, overeenkomstig de instructies van de bevoegde overheid.
§ 2. De reiziger is ertoe gehouden om het bewijs van indiening van het ingevulde Passagier Lokalisatie Formulier bij zich te dragen gedurende de integrale reis naar de eindbestemming in België en de daaropvolgende 48 uur.
§ 3. De persoonsgegevens ingezameld via het elektronische Passagier Lokalisatie Formulier in uitvoering van dit artikel kunnen worden opgeslagen in de Gegevensbank I bedoeld in artikel 1, § 1, 6°, van het samenwerkingsakkoord van 25 augustus 2020 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, betreffende de gezamenlijke gegevensverwerking door Sciensano en de door de bevoegde gefedereerde entiteiten of door de bevoegde agentschappen aangeduide contactcentra, gezondheidsinspecties en mobiele teams in het kader van een contactonderzoek bij personen die (vermoedelijk) met het coronavirus COVID-19 besmet zijn op basis van een gegevensbank bij Sciensano, en worden verwerkt en uitgewisseld voor de verwerkingsdoeleinden bepaald in artikel 3 van dat samenwerkingsakkoord.
Art. 4. Eenieder, vanaf de leeftijd van 12 jaar, die op het Belgisch grondgebied toekomt en die geen hoofdverblijfplaats heeft in België, dient te beschikken over een vaccinatie-, test- of herstelcertificaat. Desgevallend is de vervoerder ertoe gehouden te controleren dat deze personen, voorafgaand aan de boarding, een vaccinatie-, test- of herstelcertificaat voorleggen. Bij gebrek aan een vaccinatie-, test- of herstelcertificaat is de vervoerder ertoe gehouden het boarden te weigeren.
Bij gebrek aan het vereiste vaccinatie-, test- of herstelcertificaat of bij valse, misleidende of onvolledige informatie in dit certificaat kan in voorkomend geval de binnenkomst geweigerd worden overeenkomstig artikel 14 van de Schengengrenscode of artikel 43 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
De verplichting om te beschikken over een vaccinatie-, test- of herstelcertificaat geldt niet voor de reizigers waarvan de reis geen gebruik van een vervoerder inhoudt, en waarvan het verblijf in België niet langer duurt dan 48 uren of waarvan het voorafgaand verblijf buiten België niet langer heeft geduurd dan 48 uren. Deze uitzondering geldt niet voor de personen die zich op enig moment tijdens de 14 dagen voor hun aankomst in België bevonden hebben op het grondgebied van een derde land dat als zone met heel hoog risico is aangemerkt overeenkomstig artikel 2, § 3, eerste lid.
Art. 5. De verplichting voorzien in artikel 4, is niet van toepassing op de reizen van de volgende categorieën van personen:
1° voor zover zij in het kader van hun functie naar België reizen:
- de transportwerkers of vervoeraanbieders, met inbegrip van vrachtwagenchauffeurs die goederen voor gebruik op het grondgebied vervoeren en zij die alleen maar op doorreis zijn;
- de zeevarenden, de sleepbootbemanning, de loodsen en het industrieel personeel tewerkgesteld in de offshore windmolenparken;
- de grensarbeiders;
2° de leerlingen, studenten en stagiairs die minstens één keer per week naar België reizen in het kader van hun grensoverschrijdende studies of stage;
3° de personen die naar België reizen in het kader van grensoverschrijdend co-ouderschap;
4° de personen die tussen België en een andere EU-lidstaat worden overgedragen in het kader van de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend, alsook in het kader van bilaterale overeenkomsten, wanneer hieromtrent tussen België en de andere EU-lidstaat op basis van wederkerigheid de nodige afspraken zijn gemaakt.
De uitzonderingen voorzien in het eerste lid zijn niet van toepassing op de personen die zich op enig moment tijdens de 14 dagen voor hun aankomst in België bevonden hebben op het grondgebied van een derde land dat als zone met heel hoog risico is aangemerkt overeenkomstig artikel 2, § 3, eerste lid.
Art. 6. Voor de toepassing van dit besluit worden Andorra, Monaco, San Marino en Vaticaanstad beschouwd als landen van de Europese Unie.
Art. 7. De maatregelen voorzien in dit besluit zijn van toepassing tot en met 31 juli 2022.
Art. 8. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 9. De minister bevoegd voor Volksgezondheid, de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 maart 2022.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
F. VANDENBROUCKE
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. VERLINDEN
De Staatssecretaris voor Asiel en Migratie,
S. MAHDI

Bijlage bij het koninklijk besluit van 10 maart 2022
Lijst van essentiële reizen vanuit een derde land naar België toepasselijk op reizigers die niet beschikken over de nationaliteit van een land van de Europese Unie of van de Schengenzone, en die hun hoofdverblijfplaats hebben in een derde land dat niet is opgenomen in bijlage I bij de Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking.
Voor de toepassing van artikel 2, § 1, van dit besluit worden de volgende reizen als essentieel beschouwd:
1° de professionele reizen van gezondheidswerkers, onderzoekers op het gebied van gezondheid en beroepskrachten uit de ouderenzorg;
2° de professionele reizen van grensarbeiders;
3° de professionele reizen van seizoenarbeiders in de land- en tuinbouw;
4° de professionele reizen van vervoerspersoneel;
5° de reizen van diplomaten, personeel van internationale organisaties en instellingen en door internationale organisaties en instellingen uitgenodigde personen van wie fysieke aanwezigheid vereist is voor de goede werking van deze organisaties en instellingen, professionele reizen van militair personeel, van ordediensten, van de douane, van de inlichtingendiensten en magistraten, en van humanitaire hulpverleners en personeel van de civiele bescherming, bij het uitoefenen van hun functie;
6° doorreizen buiten de Schengenzone en de Europese Unie;
7° de reizen om dwingende gezinsredenen, namelijk:
- de reizen die gerechtvaardigd zijn door gezinshereniging in de zin van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
- de bezoeken aan een echtgenoot of partner, die niet onder hetzelfde dak woont, voor zover een aannemelijk bewijs geleverd kan worden van een stabiele en duurzaam onderhouden relatie;
- de reizen in het kader van co-ouderschap (met inbegrip van een behandeling in het kader van medisch begeleide voortplanting);
- de reizen in het kader van begrafenissen of crematies van verwanten in eerste en tweede graad;
- de reizen in het kader van burgerlijke of religieuze huwelijken van verwanten in eerste en tweede graad;
8° de professionele reizen van zeevarenden;
9° de reizen om humanitaire reden (met inbegrip van de reizen om dwingende medische redenen of de verderzetting van een dringende medische behandeling alsook om bijstand of zorg te verlenen aan een oudere, minderjarige, gehandicapte of kwetsbare persoon);
10° de reizen die studiegerelateerd zijn, met inbegrip van de reizen van leerlingen, studenten en stagiairs, die in het kader van hun studies een vorming volgen en onderzoekers met een gastovereenkomst;
11° de reizen van gekwalificeerde personen, als hun werk vanuit economisch standpunt noodzakelijk is en niet kan worden uitgesteld; met inbegrip van de reizen van beroepssporters met een topsportstatuut en professionelen uit de cultuursector, wanneer ze beschikken over een gecombineerde vergunning, en journalisten, bij het uitoefenen van hun professionele activiteit.
De reizen van de personen die een activiteit in loondienst komen uitoefenen in België, met inbegrip van jonge au pairs, ongeacht de duur van deze activiteit, op voorwaarde dat ze daartoe gemachtigd zijn door het bevoegde Gewest (arbeidsvergunning of bewijs dat de voorwaarden voor een vrijstelling vervuld zijn).
De reizen van de personen die een zelfstandige activiteit komen uitoefenen in België, ongeacht de duur van deze activiteit, op voorwaarde dat ze daartoe gemachtigd zijn door het bevoegde gewest (geldige beroepskaart of bewijs dat de voorwaarden voor een vrijstelling vervuld zijn).
12° de reizen van de echtgenoot of partner van een persoon die beschikt over de nationaliteit van een land van de Europese Unie of van de Schengenzone die deze begeleidt, voor zover zij onder hetzelfde dak wonen, evenals de reizen van hun kinderen die onder hetzelfde daken wonen. De feitelijke partners moeten eveneens een aannemelijk bewijs leveren van een stabiele en duurzaam onderhouden relatie.
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 10 maart 2022.
Gegeven te Brussel, 10 maart 2022.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
F. VANDENBROUCKE
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. VERLINDEN
De Staatssecretaris voor Asiel en Migratie,
S. MAHDI


begin

Publicatie : 2022-03-11
Numac : 2022020508