NL FR
belgiëlex.be   -  Kruispuntbank Wetgeving
Raad van State
ELI - Navigatie systeem via een Europese identificatiecode voor wetgeving
http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2022/03/10/2022031210/staatsblad
einde

Publicatie : 2022-03-11
Numac : 2022031210

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

10 MAART 2022. - Ministerieel besluit houdende de opheffing van het ministerieel besluit van 13 maart 2020 houdende de afkondiging van de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis coronavirus COVID-19



De Minister van Binnenlandse Zaken,
Gelet op het koninklijk besluit van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen, artikel 37;
Gelet op het ministerieel besluit van 13 maart 2020 houdende de afkondiging van de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis coronavirus COVID-19;
Gelet op het overleg van 4 maart 2022 met de betrokken provinciegouverneurs om de continuïteit en de samenhang van de uitgevoerde maatregelen te garanderen conform artikel 37, tweede lid, van het koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 maart 2022;
Gelet op het akkoord van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 9 maart 2022;
Gelet op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, gegeven op 9 maart 2022;
Overwegende dat dit besluit niet het vereiste reglementaire karakter heeft in de zin van artikel 3, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; dat dit besluit bijgevolg niet voor advies wordt voorgelegd aan de afdeling wetgeving;
Overwegende de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie, in het bijzonder artikel 3, § 4;
Overwegende de wet van 10 november 2021 tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 houdende de afkondiging van de epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19-pandemie;
Overwegende de wet van 11 februari 2022 tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 27 januari 2022 houdende de afkondiging van de instandhouding van de epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19-pandemie;
Overwegende de wet van 11 maart 2022 tot opheffing van de instandhouding van de epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19-pandemie;
Overwegende het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 houdende de afkondiging van de epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19 pandemie;
Overwegende het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 houdende de nodige maatregelen van bestuurlijke politie teneinde de gevolgen voor de volksgezondheid van de afgekondigde epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19 pandemie te voorkomen of te beperken;
Overwegende het koninklijk besluit van 27 januari 2022 houdende de afkondiging van de instandhouding van de epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19 pandemie;
Overwegende de afkondiging van de internationale noodsituatie voor de volksgezondheid (PHEIC) door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op 30 januari 2020;
Overwegende de verklaring van de WHO omtrent de karakteristieken van het coronavirus COVID-19, in het bijzonder met betrekking tot de besmettelijkheid en het sterfterisico;
Overwegende de kwalificatie van het coronavirus COVID-19 als een pandemie door de WHO op 11 maart 2020;
Overwegende dat de WHO op 16 maart 2020 het hoogste dreigingsniveau had uitgeroepen aangaande het coronavirus COVID-19;
Overwegende dat de negatieve gevolgen van de coronavirus COVID-19 pandemie in België zich hebben uitgestrekt over meerdere provincies; dat het van algemeen belang was dat er een coherentie bestond bij het nemen van maatregelen;
Overwegende dat het noodzakelijk was om maatregelen op nationaal niveau aan te nemen om de bevolking te beschermen en de druk op het gezondheidszorgsysteem, met inbegrip van de eerstelijnszorg, te verminderen;
Overwegende dat aldus voldaan werd aan de voorwaarden voor het afkondigen van een federale fase; dat deze diende te worden aangehouden gedurende het verdere verloop van de gezondheidscrisis;
Overwegende dat uit het advies van de RAG van 28 februari 2022 en van het COVID-19 Commissariaat van 28 februari 2022 blijkt dat de voorwaarden voor een epidemische noodsituatie, vervat in artikel 2, 3°, van de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie, niet allemaal meer vervuld zijn; dat dit advies op 3 maart 2022 werd bevestigd door de federale minister van Volksgezondheid;
Overwegende dat het Overlegcomité van 4 maart 2022 er akte van heeft genomen dat de epidemische noodsituatie dient te worden opgeheven;
Overwegende dat de afkondiging van een epidemische noodsituatie eveneens de afkondiging (of het behoud) van een federale fase vereist, en dit zolang de epidemische noodsituatie bestaat of in stand wordt gehouden; dat het verdwijnen van de epidemische noodsituatie daarentegen niet noodzakelijkerwijze de onmiddellijke opheffing van de federale fase impliceert; dat het derhalve noodzakelijk is, wanneer niet langer aan de voorwaarden voor de epidemische noodsituatie is voldaan en deze laatste wordt opgeheven, om te beoordelen of de federale fase ook moet worden opgeheven;
Overwegende dat de gunstige evolutie van de gezondheidssituatie, zoals beschreven in het rapport van de RAG van 2 maart 2022, toelaat te concluderen dat niet langer sprake is van een situatie van een zodanige ernst dat deze de instandhouding van een federale fase vereist, noch dat deze nog steeds kan worden gekwalificeerd als een crisissituatie die een beheer op nationaal niveau vereist, zowel in termen van coördinatie als van middelen; dat het Overlegcomité van 4 maart 2022 er akte van heeft genomen dat de federale fase van het nationaal noodplan eveneens dient te worden opgeheven;
Overwegende dat, in het licht van het voorgaande, de urgentie en het risico voor de volksgezondheid van deze crisis inmiddels beperkter zijn op nationaal niveau; dat de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken een federale fase dient op te heffen wanneer de noodsituatie niet langer een beheer op diens niveau vereist;
Overwegende dat uit dit alles volgt dat een coördinatie van deze crisis op nationaal niveau niet meer nodig is; dat elke overheid de strijd tegen het coronavirus COVID-19 niettemin dient verder te zetten, in het kader van de eigen bevoegdheden;
Overwegende dat de federale overheid de beslissingen zal blijven nemen die onder haar bevoegdheid vallen in het kader van de nazorgperiode die begint na afloop van de federale fase, in overleg met de andere bevoegde overheden en diensten; dat zij zal zorgen voor de overdracht en de opvolging van de maatregelen die niet langer onder haar bevoegdheid vallen en de vereiste samenwerkingsverbanden zal opzetten; dat de betrokken gouverneurs en burgemeesters zullen toezien op de uitvoering van de nazorgstrategie die werd bepaald door de federale overheid,
Besluit :
Artikel 1. Het ministerieel besluit van 13 maart 2020 houdende de afkondiging van de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis coronavirus COVID-19 wordt opgeheven.
Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 11 maart 2022.
Brussel, op 10 maart 2022
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. VERLINDEN


begin

Publicatie : 2022-03-11
Numac : 2022031210