einde

Publicatie : 2022-08-01

Beeld van de publicatie
FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE

19 JUNI 2022. - Wet tot omzetting van Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG(1)



FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Deze wet voorziet in de omzetting van Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG. Tevens zet deze wet een bepaling van Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij om, alsook een bepaling van Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van Boek I "Definities"
van het Wetboek van economisch recht
Art. 2. In artikel I.13 van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 20 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 8° wordt vervangen als volgt:
"8° Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie ingesteld door artikel 2 van Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk;";
2° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 9° tot 12° luidende:
"9° onderzoeksorganisatie: een universiteit, inclusief de bibliotheken ervan, een onderzoeksinstelling of een andere entiteit die hoofdzakelijk tot doel heeft wetenschappelijk onderzoek te verrichten of onderwijsactiviteiten te verrichten die ook de verrichting van wetenschappelijk onderzoek omvatten:
a) zonder winstoogmerk of door herinvestering van alle winst in haar wetenschappelijk onderzoek, of
b) op grond van een door een lidstaat erkende taak van algemeen belang;
op zodanige wijze dat de toegang tot de door zulk wetenschappelijk onderzoek voortgebrachte resultaten niet op preferentiële basis kan worden aangewend door een onderneming die een beslissende invloed heeft op dit soort organisatie;
10° tekst- en datamining: een geautomatiseerde analysetechniek die gericht is op de ontleding van tekst en gegevens in digitale vorm om informatie te genereren zoals, maar niet uitsluitend, patronen, trends en onderlinge verbanden;
11° werken of prestaties die permanent deel uitmaken van de collectie van een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed: werken, prestaties, of hun kopieën, die eigendom of permanent in het bezit zijn van de desbetreffende voor het publiek toegankelijke bibliotheek, van het desbetreffend voor het publiek toegankelijk museum of van het desbetreffend archief of instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed;
12° werken of prestaties die niet of niet meer in de handel zijn: een werk of een prestatie waarvan te goeder trouw kan worden aangenomen dat het hele werk of de hele prestatie niet beschikbaar is voor het publiek via de gebruikelijke handelskanalen, nadat een redelijke inspanning is geleverd om te controleren of het beschikbaar is voor het publiek.".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van Boek XI "Intellectuele eigendom en bedrijfsgeheimen" van het Wetboek van economisch recht
Art. 3. Artikel XI.164 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, vervangen bij de wet van 20 juli 2015 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 april 2022, wordt aangevuld met een bepaling onder 11°, luidende:
"11° Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG.".
Art. 4. In artikel XI.167 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "vervreemd" vervangen door het woord "overgedragen";
2° in paragraaf 1, vierde lid, worden de woorden "of de licentie" ingevoegd tussen de woorden "van de overdracht" en de woorden "uitdrukkelijk worden bepaald";
3° in paragraaf 1, vijfde lid, worden de woorden "De verkrijger van het recht" vervangen door de woorden "De persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer";
4° paragraaf 1, zesde lid, wordt vervangen als volgt: "De overdracht van de rechten of de verlening van een licentie betreffende nog onbekende exploitatievormen is nietig, niettegenstaande enige daarmee strijdige bepaling.";
5° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
" § 2. De overdracht of de licentie van de vermogensrechten betreffende toekomstige werken geldt slechts voor een beperkte tijd en voor zover het genre van de werken waarop de overdracht of de licentie betrekking heeft, bepaald is.";
6° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
" § 3. Wanneer een auteur werken tot stand brengt ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst of een statuut, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen of in licentie gegeven aan de werkgever voor zover uitdrukkelijk in die overdracht of licentieverlening van rechten is voorzien en voor zover de creatie van het werk binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst of het statuut valt.
Wanneer een auteur werken tot stand brengt ter uitvoering van een bestelling, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen of in licentie gegeven aan degene die de bestelling heeft geplaatst voor zover deze laatste een activiteit uitoefent in de niet-culturele sector of in de reclamewereld, voor zover het werk bestemd is voor die activiteit en uitdrukkelijk in die overdracht of licentieverlening van rechten is voorzien.
In die gevallen zijn paragraaf 1, vierde tot zesde lid, en paragraaf 2 niet van toepassing.".
Art. 5. In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel XI.167/1 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.167/1. Wanneer een auteur zijn exclusieve rechten voor de exploitatie van zijn werken heeft overgedragen of in licentie heeft gegeven in het kader van een exploitatieovereenkomst, behoudt hij het recht om een passende en evenredige vergoeding te ontvangen.".
Art. 6. In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel XI.167/2 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.167/2. Wanneer een auteur zijn exclusieve rechten voor de exploitatie van zijn werken overdraagt of in licentie geeft in het kader van een exploitatieovereenkomst, bezorgt de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer binnen een redelijke termijn na het plaatsvinden van de betrokken exploitatie, op regelmatige basis en ten minste eenmaal per jaar aan de auteur, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector, actuele, relevante en volledige informatie betreffende de exploitatie van zijn werken, met name wat betreft de exploitatiewijzen, alle voortgebrachte inkomsten en de verschuldigde vergoeding.
In behoorlijk gemotiveerde gevallen, waarbij de administratieve lasten voortvloeiende uit de transparantieplicht van de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer, zoals bedoeld in het eerste lid, onevenredig zijn in het licht van de bij de exploitatie van het werk voortgebrachte inkomsten, kan de transparantieplicht bedoeld in het eerste lid beperkt worden tot het soort en niveau van informatie die in dergelijke gevallen redelijkerwijs mag worden verwacht in de desbetreffende sector.
Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing wanneer de bijdrage van de auteur niet significant is, gelet op het geheel van het werk, tenzij de auteur aantoont dat hij de informatie nodig heeft om zijn rechten uit hoofde van artikel XI.167/3 uit te oefenen en hij met dat doel om de informatie verzoekt.
Teneinde zijn rechten bedoeld in artikel XI.167/3 uit te oefenen, behoudt de auteur evenwel steeds het recht om de in het eerste lid bedoelde informatie op te vragen bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs of bij wijze geregeld bij collectieve overeenkomst.
Wanneer de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer de bedoelde rechten vervolgens overgedragen heeft of in licentie heeft gegeven aan derden, en hij niet alle informatie bezit die nodig is om te voldoen aan de verplichting bedoeld in het eerste lid, kan de auteur, of zijn vertegenwoordiger, bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs aanvullende informatie betreffende de exploitatie van zijn werken vragen aan deze derde of aan de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer, die het verzoek van de auteur of zijn vertegenwoordiger doorgeeft aan de derde. Wanneer de auteur of zijn vertegenwoordiger rechtstreeks zijn verzoek wil richten aan de derde, bezorgt de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer informatie over de identiteit van de derde aan de auteur of zijn vertegenwoordiger.
De collectieve overeenkomsten bedoeld in artikel XI.167/5 kunnen bepalen of de auteur of zijn vertegenwoordiger zich rechtstreeks moet richten tot de derde of hij zich moet richten tot de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer.".
Art. 7. In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel XI.167/3 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.167/3. Bij gebrek aan toepasselijke collectieve overeenkomst, zoals bepaald in artikel XI.167/5, die voorziet in een mechanisme dat vergelijkbaar is met het in dit artikel bedoelde mechanisme, kan de auteur, of zijn vertegenwoordiger, van de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of van de licentienemer, in het kader van een exploitatieovereenkomst, een aanvullende, passende en billijke vergoeding vorderen wanneer de oorspronkelijk overeengekomen vergoeding onevenredig laag blijkt te zijn in vergelijking met alle relevante daaropvolgende inkomsten die voortvloeien uit de exploitatie van het werk.".
Art. 8. In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel XI.167/4 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.167/4. In het kader van een exploitatieovereenkomst moet de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer deze exclusieve rechten exploiteren binnen de overeengekomen termijn. Deze termijn mag niet strijdig zijn met de eerlijke beroepsgebruiken, tenzij deze een hogere beschermingsgraad biedt aan de auteur.
Indien de overeenkomst deze termijn niet vaststelt, dan wordt die bepaald overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken voor het betrokken soort werken. De collectieve overeenkomsten bedoeld in artikel XI.167/5 kunnen deze beroepsgebruiken bepalen.
Indien de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer zijn verplichting tot exploitatie niet nakomt binnen de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen en daarvoor geen wettige reden van verschoning heeft, kan de auteur zijn overgedragen of in exclusieve licentie gegeven rechten geheel of gedeeltelijk terugnemen of de exclusiviteit van de licentie beëindigen, indien binnen een redelijke termijn of binnen de termijn bepaald in de collectieve overeenkomst zoals bedoeld in artikel XI.167/5 geen gevolg is gegeven aan een ingebrekestelling die bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs is opgestuurd.
Het eerste tot het derde lid zijn niet van toepassing:
1° indien het gebrek aan exploitatie van de rechten voornamelijk te wijten is aan omstandigheden waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat die door de auteur kunnen worden opgelost;
2° indien het werk of de prestatie een bijdrage omvat van meer dan één auteur of uitvoerende kunstenaar, waarbij de individuele bijdrage van de auteur die het herroepingsrecht wil uitoefenen van relatief belang is en de bijdragen en de rechtmatige belangen van alle auteurs en uitvoerende kunstenaars die worden getroffen door de toepassing van het herroepingsmechanisme nadeel zouden ondervinden van de uitoefening van dit recht;
3° indien de auteur het werk tot stand heeft gebracht ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst of een statuut en voor zover de creatie van het werk binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst of het statuut valt;
4° indien de auteur het werk tot stand heeft gebracht ter uitvoering van een bestelling waarbij degene die de bestelling heeft geplaatst een activiteit uitoefent in de niet-culturele sector of in de reclamewereld en voor zover het werk bestemd is voor die activiteit;
5° indien een collectieve overeenkomst, zoals bedoeld in artikel XI.167/5, het herroepingsrecht regelt.
Elke contractuele bepaling die afwijkt van wat in dit artikel wordt bepaald, is alleen afdwingbaar als zij voortvloeit uit een collectieve overeenkomst, zoals bedoeld in artikel XI.167/5.".
Art. 9. In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel XI.167/5 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.167/5. Bij collectieve overeenkomst kunnen onder meer worden bepaald:
1° de strekking van de overdracht of van de licentieverlening van rechten;
2° de wijze waarop de overdracht of de licentieverlening van rechten plaatsvindt;
3° de nadere regels met betrekking tot de vergoeding voor de overdracht of licentieverlening;
4° de nadere regels met betrekking tot de transparantieplicht bedoeld in artikel XI.167/2;
5° de nadere regels met betrekking tot het mechanisme van aanpassing van contracten bedoeld in artikel XI.167/3;
6° het herroepingsrecht bedoeld in artikel XI.167/4;
7° methodes van alternatieve geschillenbeslechting.
Bij collectieve overeenkomsten wordt steeds een billijk evenwicht tussen de rechten en belangen van elk van de partijen nagestreefd.
De Koning kan, onder de voorwaarden en de procedure die Hij bepaalt, de collectieve overeenkomsten verbindend verklaren ten aanzien van rechthebbenden en gebruikers van dezelfde categorie als deze die de desbetreffende overeenkomsten hebben gesloten. In dit geval gaat Hij na of de partijen bij de overeenkomst paritair vertegenwoordigd waren en of de overeenkomst niet indruist tegen de geldende regelgeving. Indien de Koning vaststelt dat de overeenkomst niet voldoet aan deze voorwaarden, informeert Hij de partijen bij de collectieve overeenkomst over de redenen van deze beslissing.".
Art. 10. In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel XI.167/6 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.167/6. De artikelen XI.167 tot XI.167/5 zijn van dwingend recht.".
Art. 11. In artikel XI.183 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, waarvan de huidige paragraaf 1 het enige lid wordt, wordt paragraaf 2 opgeheven.
Art. 12. In artikel XI.184 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt het tweede lid vervangen als volgt:
"Het verlenen van het recht om het werk te adapteren in een andere vorm dan een bestaand audiovisueel werk, moet geregeld worden in een afzonderlijk contract, los van het contract betreffende het audiovisuele werk.".
Art. 13. In artikel XI.190 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wetten van 27 juni 2016, 22 december 2016, 25 november 2018 en 2 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bepaling onder 2/1° worden de woorden, "en wanneer die reproductie of mededeling geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur" opgeheven;
2° de bepaling onder 3° wordt opgeheven;
3° in de bepaling onder 5° wordt voor het woord "gedeeltelijke" het woord "de" ingevoegd en worden de woorden "en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk" opgeheven;
4° in de bepaling onder 12° wordt het eerste lid vervangen als volgt:
"12° de reproductie in welke vorm of welk medium ook, gerechtvaardigd door het voor de bewaring van het culturele en wetenschappelijke patrimonium gestelde doel, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.";
5° in de bepaling onder 15° worden de woorden ", voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur" opgeheven;
6° in de bepaling onder 18° worden de woorden "en voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk of prestatie en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur" opgeheven;
7° in de bepaling onder 19° worden de woorden "zonder winstoogmerk, met het oog op" vervangen door de woorden "zonder winstoogmerk en met het oog op" en worden de woorden ", voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk of de prestatie en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur" opgeheven;
8° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 20° en 21° luidende:
"20° de reproductie van rechtmatig toegankelijke werken met het oog op tekst- en datamining, op voorwaarde dat het gebruik van die werken door de auteur ervan niet op passende wijze uitdrukkelijk is voorbehouden.
Bij content die online voor het publiek beschikbaar wordt gesteld, wordt het voorbehoud enkel als passend beschouwd indien hierbij machinaal leesbare middelen worden gebruikt.
Deze reproducties mogen worden bewaard zolang dit nodig is voor tekst- en datamining;
21° de reproductie en de mededeling aan het publiek van werken ten behoeve van de openbare veiligheid of om het goede verloop van een administratieve, parlementaire of gerechtelijke procedure of de berichtgeving daarover te waarborgen.".
Art. 14. In artikel XI.191 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 22 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, 1°, worden de woorden "en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk" opgeheven;
2° in paragraaf 1, 5°, worden de woorden "en geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van de databank" opgeheven;
3° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
" § 2. Artikel XI.190, 1°, 2°, 10°, 12°, en 20°, is op analoge wijze van toepassing op databanken.".
Art. 15. In artikel XI.191/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 2016 en gewijzigd bij de wetten van 25 november 2018 en 2 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt de inleidende zin vervangen als volgt:
"Wanneer het werk op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, en onverminderd de eventuele toepassing van de artikelen XI.189, § 3, en XI.190, 2°, 2/1°, 10°, 12°, 13°, 15°, 16°, 17°, 18°, 19°, 20°, en 21°, kan de auteur zich niet verzetten tegen:";
2° in paragraaf 1, 3°, worden de woorden ", en dat het gebruik geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk" opgeheven;
3° in paragraaf 1, 4°, worden de woorden "activiteiten van de instelling, beveiligd wordt door" vervangen door de woorden "activiteiten van de instelling en beveiligd wordt door", en worden de woorden "en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk" opgeheven;
4° paragraaf 1 wordt aangevuld met de bepalingen onder 7° en 8°, luidende:
"7° de reproductie door onderzoeksorganisaties, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, door voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of door instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, om met het oog op wetenschappelijk onderzoek tekst- en datamining te verrichten op werken waartoe zij rechtmatige toegang hebben.
Deze reproducties van werken worden opgeslagen met een passend beveiligingsniveau en mogen worden bewaard voor doeleinden in verband met wetenschappelijk onderzoek, inclusief de verificatie van onderzoeksresultaten.
De auteur kan maatregelen nemen om de veiligheid en de integriteit te verzekeren van de netwerken en databanken waar de werken worden gehost, voor zover deze maatregelen niet verder gaan dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken;
8° de reproductie, met uitzondering van bladmuziek, of de mededeling aan het publiek van werken in het kader van het digitaal gebruik ervan ter illustratie bij onderwijs, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling en op voorwaarde dat het gebruik plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling, in haar gebouwen of elders, of door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling.
Het in de voorgaande zin bedoelde gebruik van werken ter illustratie bij onderwijs via beveiligde elektronische omgevingen, wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de onderwijsinstelling is gevestigd.".
Art. 16. In artikel XI.191/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 2016 en gewijzigd bij de wet van 2 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, 1°, worden de woorden ", en dat het gebruik geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van de databank" opgeheven;
2° in paragraaf 1, 2°, wordt het woord "en" ingevoegd tussen de woorden "van de normale activiteiten van de instelling," en de woorden "beveiligd wordt door passende maatregelen" en worden de woorden "en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van de databank" opgeheven;
3° paragraaf 1 wordt aangevuld met de bepalingen onder 3° en 4°, luidende:
"3° de reproductie door onderzoeksorganisaties, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, door voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of door instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, om met het oog op wetenschappelijk onderzoek tekst- en datamining te verrichten op databanken waartoe zij rechtmatige toegang hebben.
Deze reproducties van databanken worden opgeslagen met een passend beveiligingsniveau en mogen worden bewaard voor doeleinden in verband met wetenschappelijk onderzoek, inclusief de verificatie van onderzoeksresultaten.
De auteur kan maatregelen nemen om de veiligheid en de integriteit te verzekeren van de netwerken en databanken waar de databanken worden gehost, voor zover deze maatregelen niet verder gaan dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken;
4° de reproductie of de mededeling aan het publiek van databanken in het kader van het digitaal gebruik ervan ter illustratie bij onderwijs, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling en op voorwaarde dat het gebruik plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling, in haar gebouwen of elders, of door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling.
Het in de voorgaande zin bedoelde gebruik van databanken ter illustratie bij onderwijs via beveiligde elektronische omgevingen, wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de onderwijsinstelling is gevestigd.".
Art. 17. In artikel XI.192, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 25 november 2018, worden de woorden "zonder winstoogmerk, met het oog op" vervangen door de woorden "zonder winstoogmerk en met het oog op" en worden de woorden ", voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk of de prestatie op basis waarvan het exemplaar in toegankelijke vorm werd vervaardigd, en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur" opgeheven.
Art. 18. In boek XI, titel 5, hoofdstuk 2, afdeling 6, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt een onderafdeling 4/1 ingevoegd die het artikel XI.192/2 bevat, luidende:
"Onderafdeling 4/1. - Niet of niet meer in de handel zijnde werken".
Art. 19. In onderafdeling 4/1, ingevoegd bij artikel 18, wordt een artikel XI.192/2 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.192/2. § 1. Behoudens in het geval bedoeld in paragraaf 2, kan de auteur van een werk zich niet verzetten tegen de reproductie of mededeling aan het publiek voor niet-commerciële doeleinden door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, van een werk dat niet of niet meer in de handel is en dat permanent deel uitmaakt van hun collecties, op voorwaarde dat:
1° de overeenkomstig artikel XI.245/7/2, § 2, aangeduide representatieve beheersvennootschap niet is aangeduid voor de betrokken rechten;
2° de werken beschikbaar worden gesteld op niet-commerciële websites; en
3° de bron en de naam van de auteur of van elke andere identificeerbare rechthebbende worden vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
§ 2. Een auteur kan overeenkomstig artikel XI.245/7/3 te allen tijde, gemakkelijk en effectief, zijn werken uitsluiten van de rechten van reproductie en mededeling aan het publiek, bedoeld in paragraaf 1, hetzij in het algemeen, hetzij in specifieke gevallen, inclusief na het begin van het gebruik in kwestie door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
De Koning kan nadere regels bepalen inzake de wijze van uitoefening van de uitsluiting bedoeld in het eerste lid.
§ 3. Ten minste zes maanden voordat de reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, plaats heeft, moeten voornoemde instellingen, in een voor het publiek toegankelijke onlinedatabank, die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie wordt opgericht en beheerd, de volgende informatie kenbaar maken:
1° de identificatie van de werken die niet of niet meer in de handel zijn; en
2° de mogelijkheid voor de auteur om zijn rechten uit te sluiten van deze uitzondering, overeenkomstig artikel XI.245/7/3.
De Koning kan nadere regels bepalen in verband met de in het eerste lid bedoelde kenbaarmaking, alsook aanvullende passende publiciteitsmaatregelen bepalen indien dit noodzakelijk blijkt voor de algemene bewustwording van auteurs.
§ 4. De reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, worden geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de voornoemde instelling is gevestigd.
§ 5. De voor het publiek toegankelijke bibliotheken of de voor het publiek toegankelijke musea, de archieven of de instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed zijn de verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens, elk voor de hen betreffende gegevensverwerkingen.".
Art. 20. In boek XI, titel 5, hoofdstuk 2, afdeling 6, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van onderafdeling 5, ingevoegd bij de wet van 22 december 2016, vervangen als volgt:
"Onderafdeling 5. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de onderafdelingen 1, 2, 3, 4 en 4/1".
Art. 21. In boek XI, titel 5, hoofdstuk 2, afdeling 6, onderafdeling 5, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 2016, wordt een artikel XI.192/3 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.192/3. De in de artikelen XI.189, XI.190, XI.191, XI.191/1, XI.191/2, XI.192, § 1, tweede lid, XI.192/1 en XI.192/2 bedoelde uitzonderingen mogen slechts worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk of de databank en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad.".
Art. 22. Artikel XI.193 van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en vervangen bij de wet van 22 december 2016, wordt vervangen als volgt:
"Art. XI.193. De bepalingen van de artikelen XI.189, XI.190, XI.191, XI.191/1, XI.191/2, XI.192, XI.192/1 en XI.192/2 zijn van dwingend recht.".
Art. 23. In artikel XI.195 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden "en hoeveel auteursexemplaren voor de auteur zelf bestemd zijn";
2° het tweede lid wordt aangevuld met de woorden: "en evenmin in het geval van een digitale uitgave".
Art. 24. In artikel XI.196 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 30 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
" § 1. De uitgever moet de exemplaren van het werk binnen de termijn bedoeld in artikel XI.167/4 produceren of laten produceren en, in het geval van een digitale uitgave, het werk aanbieden in een technisch gebruikelijk exploiteerbaar formaat in zijn catalogus van digitale uitgaven en/of het via diverse digitale kanalen beschikbaar stellen voor het publiek.";
2° paragraaf 2 wordt opgeheven;
3° in paragraaf 2/1, eerste lid, wordt het woord "vervreemd" vervangen door het woord "overgedragen".
Art. 25. Artikel XI.198 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt opgeheven.
Art. 26. In artikel XI.201, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt het woord "vervreemding" vervangen door het woord "overdracht".
Art. 27. In artikel XI.202 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 28. In artikel XI.203, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt het woord "vervreemd" vervangen door het woord "overgedragen".
Art. 29. In artikel XI.205 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 3, tweede lid, wordt het woord "exploitatiebewijzen" vervangen door het woord "exploitatiewijzen";
2° in paragraaf 3, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
"Voor elke exploitatiewijze moeten de vergoeding voor de uitvoerende kunstenaar, de reikwijdte en de duur van de overdracht of de licentie uitdrukkelijk worden bepaald.";
3° in paragraaf 3, in het huidige derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "De verkrijger van het recht" vervangen door de woorden "De persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer";
4° in paragraaf 3, in het huidige vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden "of de verlening van een licentie" ingevoegd tussen de woorden "De overdracht van de rechten" en de woorden "betreffende nog onbekende exploitatievormen";
5° in paragraaf 3 wordt het huidige vijfde lid, dat het zesde lid wordt, vervangen als volgt:
"De overdracht of de licentie van de vermogensrechten betreffende toekomstige prestaties geldt slechts voor een beperkte tijd en voor zover het genre van de prestaties waarop de overdracht of de licentie betrekking heeft, bepaald is.";
6° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt:
" § 4. Wanneer een uitvoerende kunstenaar een prestatie levert ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst of een statuut, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen of in licentie gegeven aan de werkgever voor zover uitdrukkelijk in die overdracht of licentieverlening van rechten is voorzien en voor zover de prestatie binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst of het statuut valt.
Wanneer een uitvoerende kunstenaar een prestatie levert ter uitvoering van een bestelling, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen of in licentie gegeven aan degene die de bestelling heeft geplaatst voor zover deze laatste een activiteit uitoefent in de niet-culturele sector of in de reclamewereld, voor zover de prestatie bestemd is voor die activiteit en uitdrukkelijk in die overdracht of licentieverlening van rechten is voorzien.
In die gevallen is paragraaf 3, derde tot zesde lid, niet van toepassing.".
Art. 30. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel XI.205/1 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.205/1. Wanneer een uitvoerende kunstenaar zijn exclusieve rechten voor de exploitatie van zijn prestatie heeft overgedragen of in licentie heeft gegeven in het kader van een exploitatieovereenkomst, behoudt hij het recht om een passende en evenredige vergoeding te ontvangen.".
Art. 31. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel XI.205/2 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.205/2. Wanneer een uitvoerende kunstenaar zijn exclusieve rechten voor de exploitatie van zijn prestatie overdraagt of in licentie geeft in het kader van een exploitatieovereenkomst, bezorgt de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer binnen een redelijke termijn na het plaatsvinden van de betrokken exploitatie, op regelmatige basis en ten minste eenmaal per jaar aan de uitvoerende kunstenaar, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector, actuele, relevante en volledige informatie betreffende de exploitatie van zijn prestatie, met name wat betreft de exploitatiewijzen, alle voortgebrachte inkomsten en de verschuldigde vergoeding.
In behoorlijk gemotiveerde gevallen, waarbij de administratieve lasten voortvloeiende uit de transparantieplicht van de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer, zoals bedoeld in het eerste lid, onevenredig zijn in het licht van de bij de exploitatie van de prestaties voortgebrachte inkomsten, kan de transparantieplicht bedoeld in het eerste lid beperkt worden tot het soort en niveau van informatie die in dergelijke gevallen redelijkerwijs mag worden verwacht in de desbetreffende sector.
Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing wanneer de bijdrage van de uitvoerende kunstenaar niet significant is, gelet op het geheel van het werk of de prestaties, tenzij de uitvoerende kunstenaar aantoont dat hij de informatie nodig heeft om zijn rechten uit hoofde van artikel XI.205/3 uit te oefenen en hij met dat doel om de informatie verzoekt.
Teneinde zijn rechten bedoeld in artikel XI.205/3 uit te oefenen, behoudt de uitvoerende kunstenaar evenwel steeds het recht om de in het eerste lid bedoelde informatie op te vragen bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs of bij wijze geregeld bij collectieve overeenkomst.
Wanneer de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer de bedoelde rechten vervolgens overgedragen heeft of in licentie heeft gegeven aan derden, en hij niet alle informatie bezit die nodig is om te voldoen aan de verplichting bedoeld in het eerste lid, kan de uitvoerende kunstenaar, of zijn vertegenwoordiger, bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs aanvullende informatie betreffende de exploitatie van zijn prestaties vragen aan deze derde of aan de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer, die het verzoek van de uitvoerende kunstenaar of zijn vertegenwoordiger doorgeeft aan de derde. Wanneer de uitvoerende kunstenaar of zijn vertegenwoordiger rechtstreeks zijn verzoek wil richten aan de derde, bezorgt de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer informatie over de identiteit van de derde aan de uitvoerende kunstenaar of zijn vertegenwoordiger.
De collectieve overeenkomsten bedoeld in artikel XI.205/5 kunnen bepalen of de uitvoerende kunstenaar of zijn vertegenwoordiger zich rechtstreeks moet richten tot de derde of hij zich moet richten tot de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer.".
Art. 32. In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel XI.205/3 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.205/3. Bij gebrek aan toepasselijke collectieve overeenkomst, zoals bepaald in artikel XI.205/5, die voorziet in een mechanisme dat vergelijkbaar is met het in dit artikel bedoelde mechanisme, kan de uitvoerende kunstenaar, of zijn vertegenwoordiger, van de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of van de licentienemer, in het kader van een exploitatieovereenkomst, een aanvullende, passende en billijke vergoeding vorderen wanneer de oorspronkelijk overeengekomen vergoeding onevenredig laag blijkt te zijn in vergelijking met alle relevante daaropvolgende inkomsten die voortvloeien uit de exploitatie van de prestatie.".
Art. 33. In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel XI.205/4 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.205/4. In het kader van een exploitatieovereenkomst moet de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer deze exclusieve rechten exploiteren binnen de overeengekomen termijn. Deze termijn mag niet strijdig zijn met de eerlijke beroepsgebruiken, tenzij deze een hogere beschermingsgraad biedt aan de uitvoerende kunstenaar.
Indien de overeenkomst deze termijn niet vaststelt, dan wordt die bepaald overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken voor het betrokken soort prestaties. De collectieve overeenkomsten bedoeld in artikel XI.205/5 kunnen deze beroepsgebruiken bepalen.
Indien de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer zijn verplichting tot exploitatie niet nakomt binnen de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen en daarvoor geen wettige reden van verschoning heeft, kan de uitvoerende kunstenaar zijn overgedragen of in exclusieve licentie gegeven rechten geheel of gedeeltelijk terugnemen of de exclusiviteit van de licentie beëindigen, indien binnen een redelijke termijn of binnen de termijn bepaald in de collectieve overeenkomst zoals bedoeld in artikel XI.205/5 geen gevolg is gegeven aan een ingebrekestelling die bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs is opgestuurd.
Het eerste tot het derde lid zijn niet van toepassing:
1° indien het gebrek aan exploitatie van de rechten voornamelijk te wijten is aan omstandigheden waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat die door de uitvoerende kunstenaar kunnen worden opgelost;
2° indien het werk of de prestatie een bijdrage omvat van meer dan één auteur of uitvoerende kunstenaar, waarbij de individuele bijdrage van de uitvoerende kunstenaar die het herroepingsrecht wil uitoefenen van relatief belang is, waardoor de bijdragen en de rechtmatige belangen van alle auteurs en uitvoerende kunstenaars die worden getroffen door de toepassing van het herroepingsmechanisme nadeel zouden ondervinden van de uitoefening van dit recht;
3° indien de uitvoerende kunstenaar de prestatie heeft geleverd ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst of statuut en voor zover de prestatie binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst of het statuut valt;
4° indien de uitvoerende kunstenaar de prestatie heeft geleverd ter uitvoering van een bestelling waarbij degene die de bestelling heeft geplaatst een activiteit uitoefent in de niet-culturele sector of in de reclamewereld en voor zover de prestatie bestemd is voor die activiteit;
5° indien een collectieve overeenkomst, zoals bedoeld in artikel XI.205/5, het herroepingsrecht regelt.
Elke contractuele bepaling die afwijkt van wat in dit artikel wordt bepaald is alleen afdwingbaar als zij voortvloeit uit een collectieve overeenkomst, zoals bedoeld in artikel XI.205/5.".
Art. 34. In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel XI.205/5 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.205/5. Bij collectieve overeenkomst kunnen onder meer worden bepaald:
1° de strekking van de overdracht of de licentieverlening van rechten;
2° de wijze waarop de overdracht of de licentieverlening van rechten plaatsvindt;
3° de nadere regels met betrekking tot de vergoeding voor de overdracht of licentieverlening;
4° de nadere regels met betrekking tot de transparantieplicht bedoeld in artikel XI.205/2;
5° de nadere regels met betrekking tot het mechanisme van aanpassing van contracten bedoeld in artikel XI.205/3;
6° het herroepingsrecht bedoeld in artikel XI.205/4;
7° methodes van alternatieve geschillenbeslechting.
Bij collectieve overeenkomsten wordt steeds een billijk evenwicht tussen de rechten en belangen van elk van de partijen nagestreefd.
De Koning kan, onder de voorwaarden en de procedure die Hij bepaalt, de collectieve overeenkomsten verbindend verklaren ten aanzien van rechthebbenden en gebruikers van dezelfde categorie als deze die de desbetreffende overeenkomsten hebben gesloten. In dit geval gaat Hij na of de partijen bij de overeenkomst paritair vertegenwoordigd waren en of de overeenkomst niet indruist tegen de geldende regelgeving. Indien de Koning vaststelt dat de overeenkomst niet voldoet aan deze voorwaarden, informeert Hij de partijen bij de collectieve overeenkomst over de redenen van deze beslissing.".
Art. 35. In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel XI.205/6 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.205/6. Artikel XI.203, tweede lid, en de artikelen XI.205 tot XI.205/5 zijn van dwingend recht.".
Art. 36. In artikel XI.206 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de woorden "in de tweede tot en met de vierde paragraaf" vervangen door de woorden "in de tweede en de derde paragraaf";
2° paragraaf 4 wordt opgeheven.
Art. 37. In boek XI, titel 5, hoofdstuk 3, van hetzelfde Wetboek, wordt een afdeling 6/1 ingevoegd, luidende:
"Afdeling 6/1. Bepalingen betreffende de persuitgevers".
Art. 38. In afdeling 6/1, ingevoegd bij artikel 37, wordt een artikel XI.216/1 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.216/1. § 1. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder "perspublicatie" verstaan een verzameling die voornamelijk bestaat uit literaire werken van journalistieke aard, maar die ook andere werken of prestaties kan omvatten, en die:
a) een afzonderlijk element onder één titel vormt in een periodiek uitgegeven of regelmatig bijgewerkte publicatie, zoals een krant of een tijdschrift met een algemene of specifieke inhoud;
b) als doel heeft het algemene publiek informatie te verstrekken over nieuws of andere onderwerpen; en
c) via een of ander medium wordt gepubliceerd op initiatief van en onder redactionele verantwoordelijkheid en controle van een dienstverlener.
Periodieke publicaties die voor wetenschappelijke of academische doeleinden worden uitgegeven, zoals wetenschappelijke bladen, worden niet beschouwd als perspublicaties.
§ 2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder "dienst van de informatiemaatschappij" een dienst in de zin van artikel I.18, 1°, verstaan.".
Art. 39. In dezelfde afdeling 6/1 wordt een artikel XI.216/2 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.216/2. § 1. Onverminderd de rechten van de auteur, de uitvoerende kunstenaar, de producent van fonogrammen of van eerste vastleggingen van films en van de omroeporganisatie heeft alleen een in een lidstaat van de Europese Unie gevestigde persuitgever het recht om:
1° zijn perspublicatie op welke wijze of in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk te reproduceren of te laten reproduceren voor het onlinegebruik ervan door een dienstverlener van de informatiemaatschappij;
2° zijn perspublicatie op welke wijze dan ook voor het publiek beschikbaar te stellen voor het onlinegebruik ervan door een dienstverlener van de informatiemaatschappij op zodanige wijze dat de perspublicatie voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk is.
§ 2. De persuitgever en de dienstverlener van de informatiemaatschappij dienen te goeder trouw te onderhandelen met betrekking tot de in paragraaf 1 bedoelde exploitaties en de vergoeding die hiervoor verschuldigd is, voor zover en in de mate dat de persuitgever bereid is om voormelde exploitaties toe te staan.
Bij het uitblijven van een akkoord kan de meest gerede partij een beroep doen op de geschillenbeslechtingsprocedure voor het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie bedoeld in artikel 4 van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, waarin kan geoordeeld worden over de vergoeding die voor de in paragraaf 1 bedoelde exploitaties verschuldigd is en waarbij een voor de betrokken partijen bindende administratieve beslissing zoals bedoeld in voornoemd artikel 4 kan worden genomen.
§ 3. De dienstverlener van de informatiemaatschappij verstrekt op schriftelijk verzoek van de persuitgever actuele, relevante en volledige informatie betreffende de exploitatie van perspublicaties opdat de persuitgever de waarde van het in paragraaf 1 bedoelde recht kan inschatten. De dienstverlener van de informatiemaatschappij verstrekt met name informatie betreffende het aantal raadplegingen van de perspublicaties en de inkomsten die de dienstverlener van de informatiemaatschappij genereert door de exploitatie van de perspublicaties.
De informatie wordt binnen één maand vanaf de dag volgend op de kennisgeving van het schriftelijk verzoek van de persuitgever verstrekt.
De verstrekte informatie wordt in geen enkel geval gebruikt voor andere doeleinden dan de evaluatie van het in paragraaf 1 bedoelde recht en de toekenning van een passend deel van deze vergoeding zoals bedoeld in paragraaf 6. De verstrekte informatie wordt strikt vertrouwelijk behandeld.
§ 4. De krachtens paragraaf 1 verleende bescherming is niet van toepassing op:
1° handelingen op het gebied van hyperlinking;
2° het gebruik van losse woorden of zeer korte fragmenten van een perspublicatie;
3° het gebruik van werken of prestaties waarvan de bescherming verstreken is.
§ 5. Wordt beschouwd als persuitgever, tenzij het tegendeel wordt bewezen, eenieder die als dusdanig in de perspublicatie, in een reproductie van de perspublicatie of in verband met een mededeling ervan aan het publiek voorkomt door vermelding van zijn naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is.
§ 6. Auteurs van werken die in een perspublicatie zijn opgenomen, hebben recht op een passend deel van de vergoeding die persuitgevers ontvangen van dienstverleners van de informatiemaatschappij voor het gebruik van hun perspublicaties.
Het deel van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, waarop de auteurs recht hebben, is onoverdraagbaar.
Het deel van de vergoeding bedoeld in het eerste lid wordt bepaald overeenkomstig een collectieve overeenkomst tussen de persuitgevers enerzijds en de auteurs, bedoeld in het eerste lid, anderzijds.
Het beheer van het recht op een passend deel van de vergoeding bedoeld in het eerste lid kan uitsluitend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België een bijkantoor hebben, worden uitgeoefend.
Overeenkomstig de voorwaarden die Hij bepaalt, kan de Koning een beheersvennootschap die representatief is voor alle beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die in België het recht op vergoeding, bedoeld in het eerste lid, beheren, belasten met het sluiten van de collectieve overeenkomst, bedoeld in het derde lid, en de inning en verdeling van die vergoeding.
§ 7. De persuitgever verstrekt op schriftelijk verzoek van de beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties bedoeld in paragraaf 6 actuele, relevante en volledige informatie in verband met de vergoeding die de persuitgever ontvangt van de dienstverlener van de informatiemaatschappij.
De informatie wordt binnen één maand vanaf de dag volgend op de kennisgeving van het schriftelijk verzoek van de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie verstrekt.
De verstrekte informatie wordt in geen enkel geval gebruikt voor andere doeleinden dan voor de evaluatie van het in paragraaf 6 bedoelde passend deel. De verstrekte informatie wordt strikt vertrouwelijk behandeld.
§ 8. Bij het uitblijven van een akkoord omtrent het passend deel zoals bedoeld in paragraaf 6, kunnen de partijen beroep doen op een commissie. Deze commissie wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de minister en is samengesteld uit vertegenwoordigers van de persuitgevers en vertegenwoordigers van de rechthebbenden. De commissie legt het passend deel van de vergoeding bedoeld in paragraaf 6 vast. De Koning bepaalt de verdere uitvoeringsmodaliteiten van deze bepaling. De Koning kan de vergoeding voor de leden van deze commissie vastleggen.
De commissie bedoeld in het eerste lid kan enkel worden gevat indien kan worden aangetoond dat de partijen minstens een poging tot bemiddeling bedoeld in de artikelen 1724 tot 1737 van het Gerechtelijk Wetboek hebben ondernomen.".
Art. 40. In dezelfde afdeling 6/1 wordt een artikel XI.216/3 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.216/3. De rechten bedoeld in artikel XI.216/2, § 1, vervallen twee jaar nadat de perspublicatie is verschenen.
Deze termijn wordt berekend vanaf 1 januari van het jaar volgend op de datum waarop die perspublicatie is verschenen.".
Art. 41. In boek XI, titel 5, hoofdstuk 3, van hetzelfde Wetboek, wordt het opschrift van afdeling 7, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, vervangen als volgt:
"Afdeling 7. Gemeenschappelijke bepalingen voor de afdelingen 1 tot 6/1".
Art. 42. In artikel XI.217 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2016, 25 november 2018 en 2 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de inleidende zin worden de woorden "De artikelen XI.205, XI.209, XI.213 en XI.215" vervangen door de woorden "De artikelen XI.205, XI.209, XI.213, XI.215 en XI.216/2";
2° de bepaling onder 3° wordt opgeheven;
3° de bepaling onder 11° wordt vervangen als volgt:
"11° de reproductie in welke vorm of welk medium ook, gerechtvaardigd door het voor de bewaring van het culturele en wetenschappelijke patrimonium gestelde doel, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed;";
4° in de bepaling onder 14°, worden de woorden ", voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de prestatie en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de houders van naburige rechten" opgeheven;
5° in de bepaling onder 16°, worden de woorden "of perspublicaties" ingevoegd tussen de woorden "de reproductie van uitzendingen" en de woorden ", door erkende ziekenhuizen";
6° in de bepaling onder 17° worden de woorden "en voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de prestatie en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de houders van naburige rechten" opgeheven;
7° in de bepaling onder 18° worden de woorden ", voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de prestatie en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van houders van de naburige rechten" opgeheven;
8° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 19° en 20°, luidende:
"19° de reproductie van rechtmatig toegankelijke prestaties met het oog op tekst- en datamining, op voorwaarde dat het gebruik van die prestaties door de houders van naburige rechten ervan niet op passende wijze uitdrukkelijk is voorbehouden.
Bij content die online voor het publiek beschikbaar wordt gesteld, wordt het voorbehoud enkel als passend beschouwd indien hierbij machinaal leesbare middelen worden gebruikt.
Deze reproducties mogen worden bewaard zolang dit nodig is voor tekst- en datamining;
20° de reproductie en de mededeling aan het publiek van de prestatie ten behoeve van de openbare veiligheid of om het goede verloop van een administratieve, parlementaire of gerechtelijke procedure of de berichtgeving daarover te waarborgen.".
Art. 43. In artikel XI.217/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 2016 en gewijzigd bij de wetten van 25 november 2018 en 2 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de inleidende zin, worden de woorden "Onverminderd de eventuele toepassing van artikel XI.217, 8°, 9°, 11°, 12°, 14°, 15°, 16°, 17° en 18° " vervangen door de woorden "Onverminderd de eventuele toepassing van artikel XI.217, 8°, 9°, 11°, 12°, 14°, 15°, 16°, 17°, 18°, 19°, en 20° " en worden de woorden "de artikelen XI.205, XI.209, XI.213 en XI.215" vervangen door de woorden "de artikelen XI.205, XI.209, XI.213, XI.215 en XI.216/2";
2° in de Franse tekst van de bepaling onder 2°, worden de woorden "l'exécution d'une oeuvre" vervangen door de woorden "l'exécution d'une prestation";
3° in de bepaling onder 3°, worden de woorden "en dat het gebruik geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van de prestatie" opgeheven;
4° in de bepaling onder 4°, wordt het woord "en" ingevoegd tussen de woorden "activiteiten van de instelling" en de woorden "beveiligd wordt door" en worden de woorden "en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van de prestatie" opgeheven;
5° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 6° en 7°, luidende:
"6° de reproductie door onderzoeksorganisaties, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, door voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of door instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, om met het oog op wetenschappelijk onderzoek tekst- en datamining te verrichten op prestaties waartoe zij rechtmatige toegang hebben.
Deze reproducties van prestaties worden opgeslagen met een passend beveiligingsniveau en mogen worden bewaard voor doeleinden in verband met wetenschappelijk onderzoek, inclusief de verificatie van onderzoeksresultaten.
De houders van naburige rechten kunnen maatregelen nemen om de veiligheid en de integriteit te verzekeren van de netwerken en databanken waar de prestaties worden gehost, voor zover deze maatregelen niet verder gaan dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken;
7° de reproductie of de mededeling aan het publiek van prestaties in het kader van het digitaal gebruik ervan ter illustratie bij onderwijs, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling en op voorwaarde dat het gebruik:
a) plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling, in haar gebouwen of elders, of door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling; en
b) vergezeld gaat van de vermelding van de bron, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
Het in de voorgaande zin bedoelde gebruik van prestaties ter illustratie bij onderwijs via beveiligde elektronische omgevingen, wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de onderwijsinstelling is gevestigd.".
Art. 44. In artikel XI.218, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 25 november 2018, worden de woorden ", voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de prestatie op basis waarvan het exemplaar in toegankelijke vorm vervaardigd is, en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de houders van naburige rechten" opgeheven.
Art. 45. In artikel XI.218/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bepaling onder a), worden de woorden "in de zin van de artikelen XI.205, § 1, derde lid, XI.209, § 1, vierde lid en XI.215, § 1, eerste lid, d)" vervangen door de woorden "in de zin van de artikelen XI.205, § 1, derde lid, XI.209, § 1, vierde lid, XI.215, § 1, eerste lid, d), en XI.216/2, § 1, 2° ";
2° in de bepaling onder b), worden de woorden "in de zin van de artikelen XI.205, § 1, eerste lid, XI.209, § 1, eerste lid en XI.215, § 1, eerste lid, b)" vervangen door de woorden "in de zin van de artikelen XI.205, § 1, eerste lid, XI.209, § 1, eerste lid, XI.215, § 1, eerste lid, b), en XI.216/2, § 1, 1° ".
Art. 46. In boek XI, titel 5, hoofdstuk 3, afdeling 7, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt een onderafdeling 4/1 ingevoegd die het artikel XI.218/2 bevat, luidende:
"Onderafdeling 4/1. - Niet of niet meer in de handel zijnde prestaties".
Art. 47. In onderafdeling 4/1, ingevoegd bij artikel 46, wordt een artikel XI.218/2 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.218/2. § 1. Behoudens in het geval bedoeld in paragraaf 2, kan de uitvoerende kunstenaar, de producent, de omroeporganisatie van een prestatie of de persuitgever zich niet verzetten tegen de reproductie of mededeling aan het publiek voor niet-commerciële doeleinden door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, van een prestatie of perspublicatie die niet of niet meer in de handel is en die permanent deel uitmaakt van hun collecties, op voorwaarde dat:
1° de overeenkomstig artikel XI.245/7/2, § 2, aangeduide representatieve beheersvennootschap niet is aangeduid voor de betrokken rechten;
2° de prestaties en perspublicaties beschikbaar worden gesteld op niet-commerciële websites; en
3° de bron en de naam van de uitvoerende kunstenaar, de producent, de omroeporganisatie, de persuitgever of elke andere identificeerbare rechthebbende worden vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
§ 2. Een uitvoerende kunstenaar, een producent, een omroeporganisatie of een persuitgever kan overeenkomstig artikel XI.245/7/3 te allen tijde, gemakkelijk en effectief, zijn werken uitsluiten van de rechten van reproductie en mededeling aan het publiek, bedoeld in paragraaf 1, hetzij in het algemeen, hetzij in specifieke gevallen, inclusief na het begin van het gebruik in kwestie door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
De Koning kan nadere regels bepalen inzake de wijze van uitoefening van de uitsluiting bedoeld in het eerste lid.
§ 3. Ten minste zes maanden voordat de reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, plaats heeft, moeten voornoemde instellingen, in een voor het publiek toegankelijke onlinedatabank, die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie wordt opgericht en beheerd, de volgende informatie kenbaar maken:
1° de identificatie van de prestaties en perspublicaties die niet of niet meer in de handel zijn; en
2° de mogelijkheid voor de uitvoerende kunstenaar, de producent, de omroeporganisatie of de persuitgever om zijn rechten uit te sluiten van deze uitzondering, overeenkomstig artikel XI.245/7/3.
De Koning kan nadere regels bepalen in verband met de in het eerste lid bedoelde kenbaarmaking, alsook aanvullende passende publiciteitsmaatregelen bepalen indien dit noodzakelijk blijkt voor de algemene bewustwording van de uitvoerende kunstenaars, de producenten, de omroeporganisaties of de persuitgevers.
§ 4. De voor het publiek toegankelijke bibliotheken of de voor het publiek toegankelijke musea, de archieven of de instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed zijn de verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens, elk voor de hen betreffende gegevensverwerkingen.
§ 5. De reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, worden geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de voornoemde instelling is gevestigd.".
Art. 48. In boek XI, titel 5, hoofdstuk 3, afdeling 7, van hetzelfde Wetboek, wordt het opschrift van onderafdeling 5, ingevoegd bij de wet van 22 december 2016, vervangen als volgt:
"Onderafdeling 5. Gemeenschappelijke bepalingen voor de onderafdelingen 1, 2, 3, 4 en 4/1".
Art. 49. In boek XI, titel 5, hoofdstuk 3, afdeling 7, onderafdeling 5, ingevoegd bij de wet van 22 december 2016, wordt een artikel XI.218/3 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.218/3. De in de artikelen XI.217, XI.217/1, XI.218, § 1, tweede lid, XI.218/1 en XI.218/2 bedoelde uitzonderingen mogen slechts worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de prestatie en de wettige belangen van de rechthebbenden niet onredelijk worden geschaad.".
Art. 50. In hetzelfde Wetboek wordt artikel XI.219, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en vervangen bij de wet van 22 december 2016, als volgt vervangen:
"Art. XI.219. De bepalingen van de artikelen XI.217, XI.217/1, XI.218, XI.218/1 en XI.218/2 zijn van dwingend recht.".
Art. 51. In boek XI, titel 5, van het hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt een hoofdstuk 4/1 ingevoegd, luidende:
"Hoofdstuk 4/1. Gebruik van werken en prestaties door verleners van een onlinedienst voor het delen van content".
Art. 52. In hoofdstuk 4/1, ingevoegd bij artikel 51, wordt een artikel XI.228/2 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.228/2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder "verlener van een onlinedienst voor het delen van content" verstaan de verlener van een dienst van de informatiemaatschappij in de zin van artikel I.18, 1°, die als belangrijkste of een van de belangrijkste doelstellingen heeft een grote hoeveelheid door de gebruikers van de dienst geüploade werken of prestaties op te slaan en toegankelijk te maken voor het publiek, waarbij hij deze werken en prestaties ordent en promoot met een winstoogmerk.
Verleners van diensten als online-encyclopedieën zonder winstoogmerk, onderwijs- of wetenschappelijke gegevensbanken zonder winstoogmerk, platforms voor het ontwikkelen en delen van opensourcesoftware, aanbieders van elektronische communicatiediensten als gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie, onlinemarktplaatsen en business-to-business clouddiensten en clouddiensten waarmee gebruikers content kunnen uploaden voor eigen gebruik, zijn geen verleners van een onlinedienst voor het delen van content in de zin van dit hoofdstuk.".
Art. 53. In hetzelfde hoofdstuk 4/1, wordt een artikel XI.228/3 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.228/3. § 1. Een verlener van een onlinedienst voor het delen van content verricht een handeling van mededeling aan het publiek, met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek van werken en/of prestaties van de rechthebbenden bedoeld in de artikelen XI.165, § 1, vierde lid, XI.205, § 1, derde lid, XI.209, § 1, vierde lid, en/of een handeling van beschikbaarstelling van prestaties voor de rechthebbenden bedoeld in artikel XI.215, § 1, eerste lid, d), wanneer hij het publiek toegang verleent tot dergelijke werken of prestaties die door gebruikers ervan werden geüpload.
§ 2. Wanneer een verlener van een onlinedienst voor het delen van content toestemming krijgt, heeft die toestemming ook betrekking op handelingen van mededeling aan het publiek of van beschikbaarstelling voor het publiek die door de gebruikers van de diensten worden verricht, voor zover zij niet op commerciële basis handelen of hun activiteit geen significante inkomsten genereert.
§ 3. Wanneer een verlener van een onlinedienst voor het delen van content een handeling van mededeling aan het publiek of een handeling van beschikbaarstelling voor het publiek van werken of prestaties verricht onder de in artikel XI.228/2 en paragraaf 1 bepaalde voorwaarden, is de in artikel XII.19, § 1, bedoelde aansprakelijkheidsregeling niet van toepassing op situaties die onder dit hoofdstuk vallen.".
Art. 54. In hetzelfde hoofdstuk 4/1 wordt een artikel XI.228/4 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.228/4. § 1. Wanneer een auteur of een uitvoerend kunstenaar zijn recht om de mededeling aan het publiek door een verlener van een onlinedienst voor het delen van content, zoals bedoeld in artikel XI.228/3, § 1, toe te staan of te verbieden, heeft overgedragen, behoudt hij het recht op een vergoeding voor de mededeling aan het publiek door een verlener van een onlinedienst voor het delen van content.
§ 2. Het recht op een vergoeding bedoeld in paragraaf 1, is onoverdraagbaar en niet vatbaar voor afstand door de auteurs of uitvoerende kunstenaars.
§ 3. Het beheer van het recht op een vergoeding van de auteurs bedoeld in paragraaf 1, kan uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die auteurs vertegenwoordigen.
Het beheer van het recht op een vergoeding van de uitvoerende kunstenaars bedoeld in paragraaf 1 kan uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 tot 3 zijn van dwingend recht.".
Art. 55. In hetzelfde hoofdstuk 4/1 wordt een artikel XI.228/5 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.228/5. § 1. Als geen toestemming wordt verleend, is de verlener van een onlinedienst voor het delen van content aansprakelijk voor niet-toegestane handelingen van mededeling aan het publiek, met inbegrip van het beschikbaar stellen voor het publiek, van werken en prestaties, tenzij de dienstverlener aantoont dat hij:
1° zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te krijgen; en
2° overeenkomstig strenge sectorale normen op het gebied van professionele toewijding, zich naar beste vermogen heeft ingespannen om ervoor te zorgen dat bepaalde werken en prestaties waarvoor de rechthebbenden hem de nodige toepasselijke informatie hebben verstrekt, niet beschikbaar zijn; en, in ieder geval,
3° na ontvangst van een voldoende onderbouwde melding van de rechthebbenden, prompt is opgetreden om de toegang tot de werken en prestaties in kwestie te deactiveren of deze van zijn website te verwijderen, en zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toekomstige uploads ervan overeenkomstig de bepaling onder 2°, te voorkomen.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, is een nieuwe verlener van een onlinedienst voor het delen van content waarvan de diensten gedurende minder dan drie jaar beschikbaar waren voor het publiek in de Europese Unie en die een jaaromzet hebben van minder dan 10 miljoen euro, berekend overeenkomstig Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie, aansprakelijk voor niet-toegestane handelingen van mededeling aan het publiek, met inbegrip van het beschikbaar stellen voor het publiek, van werken en prestaties, tenzij de dienstverlener aantoont dat hij:
1° zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te krijgen; en
2° na ontvangst van een voldoende onderbouwde melding van de rechthebbenden, prompt is opgetreden om de toegang tot de werken en prestaties in kwestie te deactiveren of deze van zijn website te verwijderen.
Wanneer het gemiddelde aantal maandelijkse unieke bezoekers van de in het eerste lid bedoelde dienstverlener meer dan vijf miljoen bedraagt, berekend op basis van het voorgaande kalenderjaar, is die dienstverlener aansprakelijk voor niet-toegestane handelingen van mededeling aan het publiek, met inbegrip van het beschikbaar stellen voor het publiek, van werken en prestaties, tenzij de dienstverlener aantoont dat hij:
1° zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te krijgen; en
2° na ontvangst van een voldoende onderbouwde melding van de rechthebbenden, prompt is opgetreden om de toegang tot de werken en prestaties in kwestie te deactiveren of deze van zijn website te verwijderen; en
3° zich naar beste vermogen heeft ingespannen om verdere uploads van de werken en prestaties in kwestie waarvoor de rechthebbenden de nodige toepasselijke informatie hebben verstrekt, te voorkomen.
§ 3. Bij het bepalen of de dienstverlener zijn verplichtingen uit hoofde van de paragrafen 1 en 2 is nagekomen en in het licht van het evenredigheidsbeginsel wordt onder meer rekening gehouden met de volgende elementen:
1° het type, het publiek en de omvang van de dienst en het soort werken of prestaties die door de gebruikers van de dienst zijn geüpload, en
2° de beschikbaarheid van passende en doeltreffende middelen en de kosten daarvan voor dienstverleners.
§ 4. De Koning kan, rekening houdend met de dialogen georganiseerd door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 10, van Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG, nadere regels bepalen in verband met de in de paragrafen 1 tot 3 bepaalde voorwaarden, onder meer wat betreft de melding en de nodige toepasselijke informatie.".
Art. 56. In hetzelfde hoofdstuk 4/1 wordt een artikel XI.228/6 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.228/6. § 1. De samenwerking bedoeld in artikel XI.228/5 tussen de verleners van een onlinedienst voor het delen van content en de rechthebbenden leidt niet tot het voorkomen van de beschikbaarheid van door gebruikers geüploade werken of prestaties die geen inbreuk maken op het auteursrecht en naburige rechten, ook niet wanneer deze werken of prestaties vallen onder een uitzondering of beperking.
§ 2. De toepassing van dit hoofdstuk leidt niet tot een algemene toezichtverplichting.".
Art. 57. In hetzelfde hoofdstuk 4/1 wordt een artikel XI.228/7 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.228/7. § 1. De verleners van een onlinedienst voor het delen van content verstrekken de rechthebbenden, op hun verzoek, passende informatie over de werking van hun praktijken met betrekking tot de in artikel XI.228/5, § 1, bedoelde samenwerking en, indien licentieovereenkomsten worden gesloten tussen dienstverleners en rechthebbenden, informatie over het gebruik van werken of prestaties die onder de overeenkomsten valt.
§ 2. De verleners van een onlinedienst voor het delen van content delen hun gebruikers in hun algemene voorwaarden mee dat zij werken en prestaties kunnen gebruiken op grond van uitzonderingen of beperkingen op het auteursrecht en naburige rechten.
§ 3. De Koning kan, rekening houdend met de dialogen georganiseerd door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 10, van Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG, nadere regels bepalen in verband met de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde informatieplicht.".
Art. 58. In hetzelfde hoofdstuk 4/1 wordt een artikel XI.228/8 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.228/8. § 1. Verleners van een onlinedienst voor het delen van content voeren een doeltreffend en snel klachten- en beroepsmechanisme in dat beschikbaar is voor de gebruikers van hun diensten in geval van geschillen over het deactiveren van de toegang tot of het verwijderen van door hen geüploade werken of prestaties.
§ 2. Wanneer rechthebbenden verzoeken om de toegang tot hun specifieke werken of prestaties te deactiveren of om die specifieke werken of prestaties te verwijderen, motiveren zij de redenen voor hun verzoek naar behoren.
§ 3. Klachten die in het kader van het in paragraaf 1 bedoelde mechanisme worden ingediend, worden onverwijld behandeld en besluiten om geüploade werken of prestaties ontoegankelijk te maken of te verwijderen in het kader van het onderzoek van deze klachten, worden onderworpen aan menselijke toetsing.
§ 4. De Koning kan, rekening houdend met de dialogen georganiseerd door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 10, van Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG, nadere regels bepalen in verband met de in de paragrafen 1 tot 3 bedoelde klachten- en beroepsmechanismen, met name wat betreft de termijn waarbinnen dergelijke klachten moeten worden behandeld, de te volgen procedure en de status van de content die het voorwerp uitmaakt van de klacht tijdens de behandeling ervan.".
Art. 59. In hetzelfde hoofdstuk 4/1 wordt een artikel XI.228/9 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.228/9. § 1. Verleners van onlinediensten voor het delen van content wijzen, voor wat betreft de activiteiten die gericht zijn op gebruikers die hun zetel of gewone verblijfplaats in België hebben, in hun algemene voorwaarden die ze zijn overeengekomen met deze gebruikers of in hun licentieovereenkomsten met de rechthebbenden die hun zetel of gewone verblijfplaats in België hebben, twee of meer bemiddelaars aan waarmee deze verleners bereid zijn te werken met het oog op de buitengerechtelijke regeling van elk geschil in verband met het ontoegankelijk maken of verwijderen van geüploade werken of prestaties.
De in het eerste lid bedoelde bemiddelaars voldoen aan de voorwaarden van artikel 1726 van het Gerechtelijk Wetboek. De bemiddeling verloopt volgens de regels van het zevende deel van het Gerechtelijk Wetboek die betrekking hebben op de buitengerechtelijke bemiddeling.
§ 2. Onverminderd het vrijwillige karakter van de bemiddeling, werken de verleners van onlinediensten voor het delen van content, hun gebruikers en de rechthebbenden te goeder trouw aan bemiddelingspogingen die overeenkomstig dit artikel plaatsvinden.
§ 3. De verleners van onlinediensten voor het delen van content dragen een redelijk aandeel van de totale bemiddelingskosten. De bemiddelaar kan op verzoek van de partijen, rekening houdend met alle relevante elementen van de desbetreffende zaak, en met name met de relatieve gegrondheid van de argumenten van de partijen bij het geschil, het gedrag van de partijen, alsmede de grootte en de financiële draagkracht van de partijen in verhouding tot elkaar, een niet-bindend voorstel tot verdeling van de kosten doen, inbegrepen het redelijk aandeel dat wordt gedragen door de verlener van een onlinedienst voor het delen van content.".
Art. 60. In boek XI, titel 5, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt een hoofdstuk 4/2 ingevoegd, luidende:
"Hoofdstuk 4/2. Gebruik van geluids- en/of audiovisuele werken door bepaalde dienstverleners van de informatiemaatschappij".
Art. 61. In hoofdstuk 4/2, ingevoegd bij artikel 60, wordt een artikel XI.228/10 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.228/10. Dit hoofdstuk is van toepassing op dienstverleners van de informatiemaatschappij die als belangrijkste of een van de belangrijkste doelstellingen hebben het aanbieden van een grote hoeveelheid door het auteursrecht of de naburige rechten beschermde geluids- en/of audiovisuele werken met een winstoogmerk, en waarbij:
1° gebruikers tegen een wederkerende betaling in geld of zonder een dergelijke betaling, het recht hebben op toegang tot de aangeboden geluids- en/of audiovisuele werken;
2° gebruikers geen permanente reproductie van het geraadpleegde werk kunnen verwerven;
3° gebruikers op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegang hebben tot de aangeboden geluids- en/of audiovisuele werken; en
4° de dienstverlener de redactionele verantwoordelijkheid heeft voor het aanbod en de organisatie van die dienst, waaronder de ordening, rangschikking en promotie van de geluids- en/of audiovisuele werken.".
Art. 62. In hetzelfde hoofdstuk 4/2 wordt een artikel XI.228/11 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.228/11. § 1. Wanneer een auteur of een uitvoerende kunstenaar van een geluids- of audiovisueel werk zijn recht om de mededeling aan het publiek, met inbegrip van de beschikbaarstelling aan het publiek, door een dienstverlener van de informatiemaatschappij bedoeld in artikel XI.228/10, toe te staan of te verbieden, heeft overgedragen aan een producent, behoudt hij het recht op een vergoeding voor de mededeling aan het publiek door een dienstverlener van de informatiemaatschappij bedoeld in artikel XI.228/10.
§ 2. Het recht op een vergoeding zoals bedoeld in paragraaf 1, is onoverdraagbaar en niet vatbaar voor afstand door de auteurs of uitvoerende kunstenaars.
§ 3. Bij gebrek aan toepasselijke collectieve overeenkomst, zoals bepaald in artikel XI.167/5, kan het beheer van het recht op een vergoeding van de auteurs van een geluids- of audiovisueel werk, bedoeld in paragraaf 1, uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die auteurs vertegenwoordigen.
Bij gebrek aan toepasselijke collectieve overeenkomst, zoals bepaald in artikel XI.205/5, kan het beheer van het recht op een vergoeding, bedoeld in paragraaf 1, van de uitvoerende kunstenaars van een geluids- of audiovisueel werk, uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen.
§ 4. De bepalingen van paragrafen 1 tot 3 zijn van dwingend recht.".
Art. 63. In artikel XI.240 van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en vervangen bij de wet van 22 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "artikel XI.191/1, § 1, 3° en 4° " vervangen door de woorden "artikel XI.191/1, § 1, 3°, 4° en 8° ";
2° in het derde lid worden de woorden "artikel XI.217/1, 3° en 4° " vervangen door de woorden "artikel XI.217/1, 3°, 4 en 7° ".
Art. 64. In artikel XI.245/4, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2015, worden de woorden "386/2012 door het Harmonisatiebureau voor de interne markt" vervangen door de woorden "2017/1001 door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie".
Art. 65. In artikel XI.245/7 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "de producenten en de omroeporganisaties" worden vervangen door de woorden "de producenten, de omroeporganisaties en de persuitgevers";
2° in het eerste lid worden de woorden "en fonogrammen" vervangen door de woorden "of fonogrammen";
3° het derde lid wordt vervangen als volgt:
"De Koning kan de berekeningswijze van de vergoeding voor het gebruik van verweesde werken voor alle of bepaalde soorten werken en/of prestaties bepalen.".
Art. 66. In boek XI, titel 5, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt een hoofdstuk 8/1/1 ingevoegd, luidende:
"Hoofdstuk 8/1/1. Bepalingen inzake niet of niet meer in de handel zijnde werken, prestaties, perspublicaties, computerprogramma's en databanken".
Art. 67. In hoofdstuk 8/1/1, ingevoegd bij artikel 66, wordt een artikel XI.245/7/1 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.245/7/1. De Koning kan in specifieke voorschriften per soort of genre werken of prestaties voorzien teneinde te bepalen of ze overeenkomstig artikel XI.245/7/2 in licentie kunnen worden gegeven of kunnen worden gebruikt krachtens de uitzondering of beperking bedoeld in de artikelen XI.192/2, XI.218/2, XI.299/1 en XI.310/1. Hij kan eveneens bepalen wat onder redelijke inspanning, bedoeld in artikel I.13, 12°, moet worden verstaan.".
Art. 68. In hetzelfde hoofdstuk 8/1/1 wordt een artikel XI.245/7/2 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.245/7/2. § 1. Wanneer de in paragraaf 2 bedoelde beheersvennootschap met de hierna genoemde instellingen licentieovereenkomsten voor niet-commerciële doeleinden sluit voor de reproductie, de distributie en/of de mededeling aan het publiek van niet of niet meer in de handel zijnde werken of prestaties die permanent deel uitmaken van de collectie van een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, wordt zij geacht ook de rechten, voorwerp van de licentie, te beheren van de auteurs, houders van naburige rechten of producenten van databanken die het beheer van hun rechten niet aan de beheersvennootschap hebben opgedragen.
De in paragraaf 2 bedoelde beheersvennootschap waarborgt, overeenkomstig artikel XI.248, een gelijke behandeling met betrekking tot de voorwaarden van de licentie voor alle rechthebbenden.
§ 2. Overeenkomstig de door Hem gestelde voorwaarden en nadere regels, duidt de Koning een beheersvennootschap aan die representatief is voor alle beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die in België voor bepaalde soorten werken, prestaties, perspublicaties, computerprogramma's en/of databanken het type van rechten beheren die het voorwerp kunnen uitmaken van de licentie bedoeld in paragraaf 1.".
Art. 69. In hetzelfde hoofdstuk 8/1/1 wordt een artikel XI.245/7/3 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.245/7/3. Een auteur, een houder van naburige rechten of een producent van databanken kan te allen tijde, gemakkelijk en effectief zijn werken uitsluiten van de toepassing van de in de artikelen XI.192/2, XI.218/2, XI.299/1 en XI.310/1 bedoelde uitzonderingen en/of van de licentieverlening door de in artikel XI.245/7/2, § 2, bedoelde beheersvennnootschap, hetzij in het algemeen, hetzij in specifieke gevallen, inclusief na het sluiten van een licentie of na het begin van het gebruik in kwestie door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
De Koning kan nadere regels bepalen inzake de wijze van uitoefening van de uitsluiting bedoeld in het eerste lid.
Vanaf het ogenblik dat de in het eerste lid bedoelde instelling kennis heeft gekregen van dergelijke uitsluiting, beëindigt zij elke lopende vorm van gebruik binnen een redelijke termijn.".
Art. 70. In hetzelfde hoofdstuk 8/1/1 wordt een artikel XI.245/7/4 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.245/7/4. De in België gevestigde publiek toegankelijke bibliotheken en musea, archieven en instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed moeten de licentie bedoeld in artikel XI.245/7/2, § 1, sluiten met de representatieve beheersvennootschap bedoeld in artikel XI.245/7/2, § 2.".
Art. 71. In hetzelfde hoofdstuk 8/1/1 wordt een artikel XI.245/7/5 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.245/7/5. De bepalingen van de artikelen XI.192/2, XI.218/2, XI.299/1 en XI.310/1 en van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op reeksen van niet of niet meer in de handel zijnde werken of prestaties, als er, op basis van de in artikel I.13, 12°, bedoelde redelijke inspanning, bewijs is dat deze reeksen hoofdzakelijk bestaan uit:
1° werken of prestaties die voor het eerst zijn uitgegeven buiten de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte;
2° cinematografische of audiovisuele werken waarvan de producenten hun zetel of gewone verblijfplaats hebben buiten de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte; of
3° werken of prestaties van onderdanen van landen die geen lidstaat zijn van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, wanneer het na een redelijke inspanning niet mogelijk was op grond van de bepalingen onder 1° en 2° een lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte of een land van buiten de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte te bepalen.
Het eerste lid is niet van toepassing indien de in artikel XI.245/7/2, § 2, bedoelde beheersvennootschap voldoende representatief is voor de auteurs, houders van naburige rechten of producenten van databanken van het land buiten de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte.".
Art. 72. In hetzelfde hoofdstuk 8/1/1 wordt een artikel XI.245/7/6 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.245/7/6. § 1. Ten minste zes maanden voordat de werken, prestaties, perspublicaties, computerprogramma's en/of databanken overeenkomstig artikel XI.245/7/2 worden gereproduceerd, gedistribueerd of medegedeeld aan het publiek, moeten de in dit artikel bedoelde instellingen en de beheersvennootschap bedoeld in artikel XI.245/7/2, § 2, partijen bij de licentie, in een voor het publiek toegankelijke onlinedatabank, die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie wordt opgericht en beheerd, de volgende informatie kenbaar maken:
1° de identificatie van de werken en/of prestaties die niet of niet meer in de handel zijn;
2° de partijen bij de licentie;
3° het door het gebruik gedekte grondgebied;
4° de overeengekomen exploitatiewijzen; en
5° de mogelijkheid voor de auteur, houder van de naburige rechten en producent van databanken om zijn werken of prestaties uit te sluiten van deze licentie overeenkomstig artikel XI.245/7/3.
De Koning kan nadere regels bepalen in verband met de in het eerste lid bedoelde kenbaarmaking, alsook aanvullende passende publiciteitsmaatregelen bepalen indien dit noodzakelijk blijkt voor de algemene bewustwording van auteurs, houders van naburige rechten en producenten van databanken.
§ 2. De voor het publiek toegankelijke bibliotheken of de voor het publiek toegankelijke musea, de archieven of de instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed zijn de verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens, elk voor de hen betreffende gegevensverwerkingen.".
Art. 73. In artikel XI.289, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden de woorden "bedoeld in de artikelen XI.229, XI.235, XI.240 en XI.243" vervangen door de woorden "bedoeld in de artikelen XI.229, XI.240, XI.243, XI.318/1 en XI.318/7".
Art. 74. In artikel XI.291, § 2, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 25 november 2018, wordt het eerste lid vervangen als volgt:
"De rechthebbenden nemen binnen een redelijke termijn afdoende vrijwillige maatregelen, waaronder overeenkomsten met andere betrokken partijen, om ervoor te zorgen dat de nodige middelen verschaft worden aan de gebruiker van een werk of een prestatie om de uitzonderingen bedoeld in artikel XI.190, 5°, 12°, 14°, 15°, 17°, 18°, 19°, 20° en 21°, in artikel XI.191, § 1, 1° en 5°, in artikel XI.191/1, § 1, 3°, 4°, 5°, 7° en 8°, in artikel XI.191/2, § 1, 1° tot 4°, in artikel XI.192, § 1, tweede lid, in artikel XI.217, 11°, 13°, 14°, 16°, 17°, 18°, 19° en 20°, in artikel XI.217/1, 3°, 4°, 6° en 7°, in artikel XI.218, § 1, tweede lid, in artikel XI.299, §§ 4 tot 7, en in artikel XI.310, §§ 2 tot 5, te kunnen genieten, mits de gebruiker op rechtmatige wijze toegang heeft tot het door de technische voorziening beschermde werk of prestatie.".
Art. 75. In boek XI, titel 6, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt een artikel XI.293/1 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.293/1. Deze titel voorziet in de omzetting van volgende richtlijnen:
1° Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's;
2° Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG.".
Art. 76. In artikel XI.294 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden de woorden "Overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's worden computerprogramma's, het voorbereidend materiaal daaronder begrepen," vervangen door de woorden "Computerprogramma's, het voorbereidend materiaal daaronder begrepen, worden".
Art. 77. In boek XI, titel 6, van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt een artikel XI.295/1 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.295/1. De artikelen XI.167/1 tot XI.167/6 zijn niet van toepassing op de computerprogramma's.".
Art. 78. Artikel XI.299 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 25 november 2018, wordt aangevuld met de paragrafen 5 tot 7, luidende:
" § 5. Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist voor reproducties in de zin van artikel XI.298, a) en b), van rechtmatig toegankelijke werken met het oog op tekst- en datamining, op voorwaarde dat het gebruik van die werken door de rechthebbende ervan niet op passende wijze uitdrukkelijk is voorbehouden.
Bij content die online voor het publiek beschikbaar wordt gesteld, wordt het voorbehoud enkel als passend beschouwd indien hierbij machinaal leesbare middelen worden gebruikt.
Deze reproducties mogen worden bewaard zolang dit nodig is voor tekst- en datamining.
§ 6. Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist voor de handelingen bedoeld in artikel XI.298 wanneer deze handelingen plaatsvinden in het kader van het digitaal gebruik van werken ter illustratie bij onderwijs, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling en op voorwaarde dat het gebruik:
a) plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling, in haar gebouwen of elders, of door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling; en
b) vergezeld gaat van de vermelding van de bron, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
Het in het eerste lid bedoelde gebruik van werken ter illustratie bij onderwijs via beveiligde elektronische omgevingen, wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de onderwijsinstelling is gevestigd.
§ 7. Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist voor de handelingen bedoeld in artikel XI.298, a), wanneer deze handelingen, in welke vorm of welk medium ook, worden uitgevoerd door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, door voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of door instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed met betrekking tot werken die permanent deel uitmaken van hun collecties en wanneer de handelingen plaatsvinden met het oog op het behoud van dergelijke werken en voor zover de handeling noodzakelijk is voor dergelijk behoud.".
Art. 79. In boek XI, titel 6, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt een artikel XI.299/1 ingevoegd, luidende:
"Artikel XI.299/1. § 1. Behoudens in het geval bedoeld in paragraaf 2, kan de rechthebbende van een computerprogramma zich niet verzetten tegen de reproductie of mededeling aan het publiek voor niet-commerciële doeleinden door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, van een computerprogramma dat niet of niet meer in de handel is en dat permanent deel uitmaakt van hun collecties, op voorwaarde dat:
1° de overeenkomstig artikel XI.245/7/2, § 2, aangeduide representatieve beheersvennootschap niet is aangeduid voor de betrokken rechten;
2° de computerprogramma's beschikbaar worden gesteld op niet-commerciële websites; en
3° de bron en de naam van de identificeerbare rechthebben de worden vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
§ 2. Een rechthebbende kan overeenkomstig artikel XI.245/7/3 te allen tijde, gemakkelijk en effectief, zijn werken uitsluiten van de rechten van reproductie en mededeling aan het publiek, bedoeld in paragraaf 1, hetzij in het algemeen, hetzij in specifieke gevallen, inclusief na het begin van het gebruik in kwestie door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
De Koning kan nadere regels bepalen inzake de wijze van uitoefening van de uitsluiting bedoeld in het eerste lid.
§ 3. Ten minste zes maanden voordat de reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, plaats heeft, moeten voornoemde instellingen, in een voor het publiek toegankelijke onlinedatabank, die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie wordt opgericht en beheerd, de volgende informatie kenbaar maken:
1° de identificatie van de computerprogramma's die niet of niet meer in de handel zijn; en
2° de mogelijkheid voor de rechthebbende om zijn rechten uit te sluiten van deze uitzondering, overeenkomstig artikel XI.245/7/3.
De Koning kan nadere regels bepalen in verband met de in het eerste lid bedoelde kenbaarmaking, alsook aanvullende passende publiciteitsmaatregelen bepalen indien dit noodzakelijk blijkt voor de algemene bewustwording van rechthebbenden.
§ 4. De reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, worden geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de voornoemde instelling is gevestigd.
§ 5. De voor het publiek toegankelijke bibliotheken of de voor het publiek toegankelijke musea, de archieven of de instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed zijn de verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens, elk voor de hen betreffende gegevensverwerkingen.".
Art. 80. Artikel XI.301 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 25 november 2018, wordt vervangen als volgt:
"Art. XI.301. De bepalingen van de artikelen XI.299, §§ 2 tot 7, XI.299/1 en XI.300 zijn van dwingend recht.".
Art. 81. Artikel XI.305 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt vervangen als volgt:
"Art. XI.305. Deze titel voorziet in de omzetting van volgende richtlijnen:
1° Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken;
2° Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG.".
Art. 82. In artikel XI.308 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt het woord "vervreemd" vervangen door het woord "overgedragen".
Art. 83. Artikel XI.310 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 25 november 2018, wordt aangevuld met de paragrafen 3 tot 5, luidende:
" § 3. Er is geen toestemming van de producent vereist voor:
1° de opvraging door onderzoeksorganisaties, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, door voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of door instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, om met het oog op wetenschappelijk onderzoek tekst- en datamining te verrichten op de inhoud van de databanken, werken en prestaties waartoe zij rechtmatige toegang hebben.
Deze opvragingen van de inhoud van een databank, waaronder werken of prestaties, worden opgeslagen met een passend beveiligingsniveau en mogen worden bewaard voor doeleinden in verband met wetenschappelijk onderzoek, inclusief de verificatie van onderzoeksresultaten.
De producenten van databanken kunnen maatregelen nemen om de veiligheid en de integriteit te verzekeren van de netwerken en databanken waar de inhoud van een databank wordt gehost, voor zover deze maatregelen niet verder gaan dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken;
2° de opvraging van de rechtmatig toegankelijke inhoud van een databank, waaronder werken of prestaties, met het oog op tekst- en datamining, op voorwaarde dat het gebruik van de inhoud van een databank door de producenten van databanken niet op passende wijze uitdrukkelijk is voorbehouden.
Bij content die online voor het publiek beschikbaar wordt gesteld, wordt het voorbehoud enkel als passend beschouwd indien hierbij machinaal leesbare middelen worden gebruikt.
Deze opvragingen mogen worden bewaard zolang dit nodig is voor tekst- en datamining.
§ 4. Er is geen toestemming van de producent vereist voor de opvraging of het hergebruik van de inhoud van een databank dat plaatsvindt in het kader van het digitaal gebruik van werken of prestaties ter illustratie bij onderwijs, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling en op voorwaarde dat het gebruik:
a) plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling, in haar gebouwen of elders, of door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling; en
b) vergezeld gaat van de vermelding van de bron, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
Het in het eerste lid bedoelde gebruik van de inhoud van een databank, waaronder werken of prestaties, ter illustratie bij onderwijs, via beveiligde elektronische omgevingen, wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de onderwijsinstelling is gevestigd.
§ 5. Er is geen toestemming van de producent vereist voor de opvraging en/of het hergebruik van de inhoud van een databank, in welke vorm of welk medium ook, die wordt uitgevoerd door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, door voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of door instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed met betrekking tot de inhoud van databanken, waaronder werken of prestaties, die permanent deel uitmaken van hun collecties wanneer de handelingen plaatsvinden met het oog op het behoud van dergelijke inhoud van een databank en voor zover de handeling noodzakelijk is voor dergelijk behoud.".
Art. 84. In boek XI, titel 7, hoofdstuk 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt een artikel XI.310/1 ingevoegd, luidende:
"Art. XI.310/1. § 1. Behoudens in het geval bedoeld in paragraaf 2, kan de producent van een databank zich niet verzetten tegen de reproductie of mededeling aan het publiek voor niet-commerciële doeleinden door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, van een databank die niet of niet meer in de handel is en die permanent deel uitmaakt van hun collecties, op voorwaarde dat:
1° de overeenkomstig artikel XI.245/7/2, § 2, aangeduide representatieve beheersvennootschap niet is aangeduid voor de betrokken rechten;
2° de databanken beschikbaar worden gesteld op niet-commerciële websites; en
3° de bron en de naam van de producent of van elke andere identificeerbare rechthebbende worden vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
§ 2. Een producent kan overeenkomstig artikel XI.245/7/3 te allen tijde, gemakkelijk en effectief, zijn werken uitsluiten van de rechten van reproductie en mededeling aan het publiek, bedoeld in paragraaf 1, hetzij in het algemeen, hetzij in specifieke gevallen, inclusief na het begin van het gebruik in kwestie door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
De Koning kan nadere regels bepalen inzake de wijze van uitoefening van de uitsluiting bedoeld in het eerste lid.
§ 3. Ten minste zes maanden voordat de reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, plaats heeft, moeten voornoemde instellingen, in een voor het publiek toegankelijke onlinedatabank, die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie wordt opgericht en beheerd, de volgende informatie kenbaar maken:
1° de identificatie van de databanken die niet of niet meer in de handel zijn; en
2° de mogelijkheid voor de producent om zijn rechten uit te sluiten van deze uitzondering, overeenkomstig artikel XI.245/7/3.
De Koning kan nadere regels bepalen in verband met de in het eerste lid bedoelde kenbaarmaking, alsook aanvullende passende publiciteitsmaatregelen bepalen indien dit noodzakelijk blijkt voor de algemene bewustwording van producenten.
§ 4. De reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, worden geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de voornoemde instelling is gevestigd.
§ 5. De voor het publiek toegankelijke bibliotheken of de voor het publiek toegankelijke musea, de archieven of de instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed zijn de verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens, elk voor de hen betreffende gegevensverwerkingen.".
Art. 85. In artikel XI.314 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 86. In artikel XI.336 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 29 juni 2016, bij het koninklijk besluit van 13 december 2017 en bij de wetten van 15 april 2018, 25 november 2018 en 21 december 2018, wordt paragraaf 1, 1°, a), vervangen als volgt:
"a) ofwel het opleggen aan de rechthebbenden van het nemen van passende maatregelen die de begunstigden van de uitzonderingen bedoeld in artikel XI.190, 5°, 12°, 14°, 15°, 17°, 18°, 19°, 20° en 21°, in artikel XI.191, § 1, 1° en 5°, in artikel XI.191/1, § 1, 3°, 4°, 5°, 7° en 8°, in artikel XI.191/2, § 1, 1° tot 4°, in artikel XI.192, § 1, tweede lid, in artikel XI.217, 11°, 13°, 14°, 16°, 17°, 18°, 19° en 20°, in artikel XI.217/1, 3°, 4°, 6° en 7°, in artikel XI.218, § 1, tweede lid, in artikel XI.299, §§ 4 tot 7, en in artikel XI.310, §§ 2 tot 5, of in de bepalingen door de Koning bepaald krachtens artikel XI.291, § 2, tweede lid, toelaten te kunnen genieten van deze uitzonderingen mits die begunstigde op rechtmatige wijze toegang heeft tot het werk of de beschermde prestatie;".
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van Boek XVII "Bijzondere
rechtsprocedures" van het Wetboek van economisch recht
Art. 87. Artikel XVII.19, § 2, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt vervangen als volgt:
"In het geval van inbreuk op het auteursrecht of op een naburig recht wordt de vordering op grond van artikel XVII.14, § 3, ingesteld op initiatief van elke belanghebbende, van een beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie of van een professionele of interprofessionele vereniging die over rechtspersoonlijkheid beschikt.".
Art. 88. In boek XVII van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 december 2013, wordt een titel 1/1 ingevoegd, waarvan het opschrift luidt:
"Titel 1/1. Voorlopige maatregelen in geval van inbreuken op het auteursrecht, op een naburig recht of op het recht van een producent van databanken gepleegd op het internet".
Art. 89. In titel 1/1, ingevoegd bij artikel 88, wordt een artikel XVII.34/1 ingevoegd, luidende:
"Art. XVII.34/1. § 1. In het geval van duidelijke en aanzienlijke inbreuk op het auteursrecht, op een naburig recht of op het recht van een producent van databanken, gepleegd op het internet, kan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank te Brussel, ten aanzien van de vermeende inbreukmaker, alsook ten aanzien van elke tussenpersoon wiens diensten worden gebruikt, een beschikking in kort geding verlenen tot stopzetting van de vermeende inbreuken.
§ 2. In geval van inbreuk op het auteursrecht of op een naburig recht, wordt de vordering ingesteld op initiatief van elke belanghebbende, van een beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie of van een professionele of interprofessionele vereniging die over rechtspersoonlijkheid beschikt.
In geval van inbreuk op het recht van een producent van databanken wordt de vordering ingesteld op initiatief van de personen die, volgens de bepalingen inzake het recht van de producent van databanken, een vordering inzake namaak kunnen instellen.
§ 3. De vordering, bedoeld in paragraaf 2, wordt op eenzijdig verzoekschrift of door dagvaarding ingesteld.
§ 4. Behoudens in bijzondere omstandigheden, doet de voorzitter van de ondernemingsrechtbank uitspraak binnen de kortst mogelijke termijn, te rekenen van de inschrijving van het verzoekschrift of de dagvaarding op de rol. Deze termijn bedraagt hoogstens acht werkdagen te rekenen vanaf de inschrijving van het verzoekschrift of dagvaarding op de rol.
§ 5. De voorzitter van de ondernemingsrechtbank kan, alvorens uitspraak te doen over de vordering tot voorlopige maatregelen, de vermeende inbreukmaker of elke door deze maatregelen betrokken persoon in raadkamer horen, in aanwezigheid van de eiser, ook indien de procedure op tegenspraak wordt gevoerd.
De persoon die de rechter wenst te horen wordt per gerechtsbrief of per elektronische post opgeroepen waarbij een afschrift van het verzoekschrift of de dagvaarding wordt gevoegd. Deze laatste wordt niet geacht daardoor partij in het geding of tussenkomende partij te worden. De partijen bij de zaak hebben het recht te concluderen na kennis te hebben genomen van de hoorzitting waar de door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank opgeroepen personen gehoord zijn.
De eiser, of zijn raadsman, wordt opgeroepen bij gewone brief of per elektronische post.
§ 6. De voorzitter van de ondernemingsrechtbank willigt de vordering in als:
1° het auteursrecht, het naburig recht of het recht van de producent van databanken waarvan de bescherming wordt ingeroepen, ogenschijnlijk geldig is;
2° de inbreuk duidelijk en aanzienlijk lijkt;
3° na de betrokken belangen, rechten en vrijheden, waaronder het algemeen belang, te hebben afgewogen, de feiten en, in voorkomend geval, de stukken waarop de eiser zich baseert van dien aard zijn dat ze de verzochte voorlopige maatregelen redelijkerwijze verantwoorden.
De voorzitter beoordeelt in het bijzonder de eventuele gevolgen die de gevraagde maatregelen zouden kunnen hebben op de toegang van het publiek tot informatie of enige andere inhoud die geen inbreuk maakt op de rechten waarop de eiser zich beroept.
Voor de vorderingen die op eenzijdig verzoekschrift ingesteld worden, geldt een vermoeden van spoedeisendheid zoals bedoeld in artikel 584, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek of van volstrekte noodzakelijkheid zoals bedoeld in artikel 584, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
§ 7. De voorzitter van de ondernemingsrechtbank kan aan de voorlopige maatregelen de voorwaarde verbinden dat de eiser een passende zekerheid of een gelijkwaardige garantie stelt voor de eventuele schadeloosstelling van alle schade geleden door de vermeende inbreukmaker, de betrokken tussenpersonen of elk ander persoon voor wie de voorlopige maatregelen gevolgen hebben.
§ 8. De voorzitter van de ondernemingsrechtbank kan de specifieke maatregelen bepalen die door de bestemmeling(en) van zijn beschikking moeten worden genomen om de aangeklaagde inbreuk te doen stopzetten of om de gevolgen ervan te beperken.
De voorzitter van de ondernemingsrechtbank kan onder meer beslissen om de voorlopige maatregelen uit te breiden tot een website of een gedeelte ervan die een replica is van de in de beschikking bepaalde website en die het voorwerp uitmaakt van de voorlopige maatregelen, of tot elk adres dat hier rechtstreeks toegang toe verschaft.
De voorzitter van de ondernemingsrechtbank kan de Dienst bedoeld in artikel XVII.34/3 opdragen om de in het tweede lid bedoelde websites te identificeren en een geactualiseerde lijst ervan mee te delen aan de bestemmeling(en) van de maatregelen.
§ 9. De voorzitter van de ondernemingsrechtbank kan de in artikel XVII.34/3 bedoelde Dienst machtigen om de voorlopige maatregelen uit te voeren om hun doeltreffendheid te garanderen in overeenstemming met artikel XVII.34/3. De Dienst mag de draagwijdte van de beschikking niet uitbreiden, beperken of wijzigen.
Behoudens bijzondere omstandigheden en behoudens de toepassing van artikel XVII.34/3, § 2, derde lid, stelt de Dienst de nadere toepassingsregels vast binnen een termijn van maximum drie werkdagen na ontvangst van de beschikking.
De nadere toepassingsregels van de voorlopige maatregelen zoals gepreciseerd door de Dienst, in voorkomend geval aangepast om hun doeltreffendheid te garanderen, maken integraal deel uit van deze maatregelen, en de schending van deze nadere toepassingsregels wordt, in zoverre de beslissing van de Dienst werd betekend aan de bestemmeling(en), gesanctioneerd met dezelfde sancties als deze die gelden bij niet-naleving van de voorlopige maatregelen, zoals eventuele dwangsommen waarvan ze vergezeld zijn en waarvan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank het tijdstip vanaf wanneer deze verschuldigd zijn heeft vastgelegd rekening houdend met de nadere toepassingsregels zoals te preciseren door de Dienst.
§ 10. De beschikking wordt binnen twee werkdagen en door toedoen van de griffier van het bevoegde rechtscollege per elektronische post ter kennis gegeven aan de Dienst bedoeld in artikel XVII.34/3. De betekening aan de eiser en aan eventuele tussenkomende partijen, bedoeld in artikel 1030 van het Gerechtelijk Wetboek, en, in voorkomend geval, aan de betrokken personen gehoord in de raadkamer, geschiedt binnen dezelfde termijn. Die kennisgeving doet de termijn om een rechtsmiddel aan te wenden niet lopen. Zij gebeurt op elektronische wijze aan het professioneel elektronisch adres van de advocaat of, indien het een partij betreft die zonder advocaat is verschenen, aan het gerechtelijk elektronisch adres van die partij, of, bij gebreke daaraan, aan het laatste elektronisch adres dat die partij heeft verstrekt in het kader van de rechtspleging. Indien bij de griffier geen elektronisch adres gekend is, of indien de kennisgeving aan het elektronisch adres kennelijk niet is geslaagd, gebeurt de kennisgeving bij gewone brief.
§ 11. De voorzitter van de ondernemingsrechtbank kan de publicatie van de beschikking, van een samenvatting ervan of van een bericht op het internet bevelen gedurende de termijn die hij bepaalt.
De voorzitter van de ondernemingsrechtbank bepaalt in zijn beschikking wie de kosten verbonden aan deze publicatiemaatregel zal dragen.
§ 12. Dit artikel doet geen afbreuk aan artikel XV.5.".
Art. 90. In dezelfde titel 1/1 wordt een artikel XVII.34/2 ingevoegd, luidende:
"Art. XVII.34/2. § 1. Wanneer de beschikking met toepassing van artikel XVII.34/1 op eenzijdig verzoekschrift werd verleend, kan deze door iedere belanghebbende, door elke rechtspersoon bedoeld in artikel 17, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek, alsook door elke openbare instelling die dezelfde doelstellingen nastreeft als de rechtspersonen bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, worden betwist door derdenverzet in te stellen in overeenstemming met de artikelen 1122 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, voor zover deze belanghebbende, de in artikel 17, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtspersoon of de openbare instelling geen partij in het geding waren. De rechter voor wie het derdenverzet aanhangig is, kan, op verzoek van een partij ingediend overeenkomstig artikel 19, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, alvorens recht te doen en ten voorlopige titel, de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing geheel of gedeeltelijk opschorten.
§ 2. Elke belanghebbende kan de manier betwisten waarop de voorlopige maatregelen, uitgevaardigd met toepassing van artikel XVII.34/1, door de bestemmelingen ervan worden uitgevoerd, onder meer, omwille van de uitermate grote inbreuk op de fundamentele rechten en vrijheden. Deze betwisting kan ook worden ingesteld door elke rechtspersoon bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, alsook door elke openbare instelling die dezelfde doelstellingen nastreeft als de rechtspersonen bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek. De betwisting wordt voor de rechter gebracht die de betrokken beslissing heeft genomen, door dagvaarding van de bestemmelingen van wie de maatregelen betwist worden en van de rechthebbende die de oorspronkelijke vordering had ingesteld. De voorzitter van de ondernemingsrechtbank kan de Dienst bedoeld in artikel XVII.34/3 vragen om een met redenen omkleed advies uit te brengen in het raam van deze procedure.".
Art. 91. In dezelfde titel 1/1 wordt een artikel XVII.34/3 ingevoegd, luidende:
"Art. XVII.34/3. § 1. De Koning wordt gemachtigd een dienst voor de strijd tegen inbreuken op het auteursrecht en de naburige rechten op het internet op te richten. Hij bepaalt de werking en de organisatie.
§ 2. In overeenstemming met artikel XVII.34/1, § 9, kan de in paragraaf 1 bedoelde Dienst de machtiging krijgen van de voorzitter van de ondernemingsrechtbank om de nadere toepassingsregels van de voorlopige maatregelen te bepalen.
De Dienst kan, alvorens de nadere toepassingsregels vast te stellen, de bij de voorlopige maatregelen betrokken partijen horen.
De Dienst kan binnen drie werkdagen, te rekenen van de kennisname door hem van de beschikking, een ontwerp van nadere toepassingsregels verzenden aan de betrokken partijen, in voorkomend geval per elektronische post. De betrokken partijen kunnen binnen drie werkdagen, te rekenen van de dag waarop het ontwerp van nadere toepassingsregels door de Dienst werd doorgezonden, hun opmerkingen betreffende het ontwerp meedelen aan de Dienst per elektronische post. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden deelt de Dienst binnen een termijn van maximum drie werkdagen, te rekenen van de dag waarop de opmerkingen door de betrokken partijen werden meegedeeld of, bij gebrek aan opmerkingen, van de vervaldag van de termijn die aan de partijen werd gegeven om te reageren, de definitieve toepassingsregels mee aan de bij de voorlopige maatregelen betrokken partijen.
Bij het bepalen van de nadere toepassingsregels van de voorlopige maatregelen die door de personen voor wie de beschikking bedoeld is, moeten worden toegepast, houdt de Dienst rekening met de fundamentele rechten en vrijheden van de bestemmeling(en) en van de andere personen die door de voorlopige maatregelen kunnen worden getroffen.
De beslissingen van de Dienst genomen met toepassing van het eerste tot het vierde lid worden gepubliceerd op de website van de FOD Economie binnen een termijn van vijf werkdagen vanaf de datum van de beslissing. De beslissingen worden binnen dezelfde termijn eveneens doorgezonden aan de bestemmeling(en), indien mogelijk per elektronische post.
Binnen dertig dagen vanaf de publicatie, bedoeld in het vijfde lid, kan elke belanghebbende, elke rechtspersoon bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, alsook elke openbare instelling die dezelfde doelstellingen nastreeft als de rechtspersonen bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de beslissing van de Dienst betwisten. De betwisting wordt uitsluitend voor de rechter gebracht die de beschikking die de voorlopige maatregelen omvat, heeft uitgevaardigd, en waarvan de Dienst de nadere toepassingsregels heeft gepreciseerd of aangepast, via dagvaarding van de rechtspersoon waarvan de Dienst afhangt en van de rechthebbende die de oorspronkelijke vordering had ingesteld.
§ 3. Elke belanghebbende, elke rechtspersoon bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, en elke openbare instelling die dezelfde doelstellingen nastreeft als de rechtspersonen bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, kan de Dienst vragen om de tenuitvoerlegging van de beschikking die de voorlopige maatregelen omvat, te wijzigen, onder meer wanneer zij menen dat deze nadere toepassingsregels een onverantwoorde inbreuk plegen op fundamentele rechten en vrijheden of om ze aan te passen om de doeltreffendheid ervan te garanderen. Het gemotiveerde verzoek wordt via aangetekende zending naar de Dienst verstuurd.
Indien een verzoek tot wijziging zoals bedoeld in het eerste lid wordt ingediend, wordt de procedure bedoeld in paragraaf 2, zesde lid, opgeschort op voorwaarde dat beide procedures hetzelfde voorwerp hebben. De Dienst informeert de griffie van de voorzitter van de ondernemingsrechtbank bij elektronische post over verzoeken bedoeld in het eerste lid.
§ 4. Overeenkomstig artikel XVII.34/1, § 8, derde lid, kan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank de in paragraaf 1 bedoelde Dienst de opdracht geven om de websites bedoeld in artikel XVII.34/1, § 8, tweede lid, te identificeren en een geactualiseerde lijst ervan mee te delen aan de bestemmeling(en) van de maatregelen.
§ 5. Wanneer de in paragraaf 1 bedoelde Dienst de uitvoeringsmaatregelen, die de bestemmelingen van een op grond van artikel XVII.34/1 uitgevaardigde beschikking neemt, onvoldoende, buitensporig of achterhaald acht, vat hij de voorzitter van de ondernemingsrechtbank overeenkomstig deze bepaling, om de beschikking, of de uitvoeringsmaatregelen daarvan te horen intrekken of wijzigen.
§ 6. De in paragraaf 1 bedoelde Dienst stelt een lijst op van de websites en andere digitale bronnen die voorwerp zijn van de voorlopige maatregelen op grond van artikel XVII.34/1.
Hij maakt deze lijst openbaar door ze ter beschikking te stellen op de website van de FOD Economie. Hij werkt ze bij binnen maximum acht werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van elke beslissing genomen met toepassing van artikel XVII.34/1.
§ 7. De in paragraaf 1 bedoelde Dienst kan een indicatieve lijst van websites opstellen, die beschermde werken en prestaties op geoorloofde wijze ter beschikking stellen van het publiek. De beroepen tegen de beslissingen van de Dienst in het kader van deze paragraaf behoren tot de exclusieve bevoegdheid van de voorzitter van de ondernemingsrechtbank.
§ 8. Buiten de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde machtiging, kan de in paragraaf 1 bedoelde Dienst, op verzoek van de voorzitter van de ondernemingsrechtbank, van de bestemmeling(en) van voorlopige maatregelen of van elke belanghebbende partij een advies uitbrengen over de uitvoeringsmaatregelen die door de bestemmeling(en) van een beschikking zouden moeten worden genomen om een inbreuk die op het internet op een auteursrecht of op een naburig recht gepleegd wordt, vastgesteld door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank met toepassing van artikel XVII.34/1, te doen beëindigen of te voorkomen.
§ 9. De in paragraaf 1 bedoelde Dienst kan zelfregulering aanmoedigen door een discussieforum te geven aan de verschillende deelnemende partijen die hulp kunnen bieden in de strijd tegen de inbreuken op het auteursrecht, de naburige rechten en het recht van de producent van databanken, waaronder de dienstverleners van de informatiemaatschappij en de vertegenwoordigers van de houders van auteursrechten en naburige rechten.
Hiertoe kan de Dienst:
1° de deelnemende partijen ertoe aanzetten om overleg te plegen om een actieplan te bepalen en/of overeenkomsten onder elkaar af te sluiten om tegen de inbreuken op het auteursrecht en de naburige rechten op het internet te strijden. Deze overlegprocedure verenigt op zijn minst vertegenwoordigers van de overheid, van de houders van de rechten, van de dienstverleners van de informatiemaatschappij en van de afnemers van de betrokken diensten;
2° volgens de door de Koning bepaalde procedure overeenkomsten afsluiten over de beste manier om tegen inbreuken op de auteursrechten en de naburige rechten op het internet te strijden.
De in de bepalingen onder 1° en 2° bedoelde overeenkomsten kunnen bij koninklijk besluit bindend worden gemaakt ten aanzien van derden.
§ 10. De in paragraaf 1 bedoelde Dienst waarborgt de vertrouwelijkheid van de informatie die de partijen hem in het raam van zijn opdrachten meedelen.
Deze informatie mag enkel gebruikt worden voor de uitvoering van deze opdrachten.
§ 11. In de uitoefening van hun taken handelen de leden van de in paragraaf 1 bedoelde Dienst in alle onafhankelijkheid en onpartijdigheid.".
Art. 92. In dezelfde titel 1/1 wordt een artikel XVII.34/4 ingevoegd, luidende:
"Art. XVII.34/4 De in uitvoering van artikel XVII.34/1 bevolen voorlopige maatregelen worden herroepen op verzoek van elke persoon aan wie de beschikking werd betekend ter uitvoering, indien de eiser niet binnen een redelijke termijn een procedure instelt die leidt tot een beslissing ten gronde bij een bevoegde rechterlijke instantie. Het verzoek tot herroeping wordt gedaan voor de voorzitter van de ondernemingsrechtbank die de voorlopige maatregelen bevolen heeft.
Behoudens andersluidende beslissing door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank, bedraagt de termijn bedoeld in het eerste lid ten hoogste twintig werkdagen of eenendertig dagen, naar gelang van welke van beide termijnen de langste is, vanaf de betekening van de beschikking of vanaf de beslissing van de Dienst bedoeld in artikel XVII.34/3 waarin de nadere toepassingsregels van de voorlopige maatregelen werden vastgelegd.".
Art. 93. In dezelfde titel 1/1, wordt een artikel XVII.34/5 ingevoegd, luidende:
"Art. XVII.34/5. Indien de voorlopige maatregelen worden herroepen op grond van artikel XVII.34/4, of wanneer zij vervallen wegens enig handelen of nalaten van de eiser, of indien later wordt vastgesteld dat er geen inbreuk was op het door de partij welke die voorlopige maatregelen verkregen had, ingeroepen auteursrecht, naburig recht of recht van de producent van databanken was, kan de rechter die uitspraak doet over de grond van de zaak, op verzoek van de oorspronkelijke verweerder of elke derde benadeelde, die partij gelasten de oorspronkelijke verweerder of derde benadeelde op passende wijze schadeloos te stellen voor de door deze maatregelen toegebrachte schade.".
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 94. Artikel 589bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 mei 2007 en gewijzigd bij de weten van 11 december 2009 en 15 april 2018, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
" § 3. De voorzitter van de ondernemingsrechtbank doet, in voorkomend geval op verzoekschrift, uitspraak over de vorderingen bedoeld in de artikelen XVII.34/1, XVII.34/2, § 2, XVII.34/3, § 2, zesde lid, § 5 en § 7, en XVII.34/4, van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 95. In artikel 633quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 december 2005 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, wordt paragraaf 7, opgeheven bij de wet van 29 juni 2016, hersteld als volgt:
" § 7. Enkel de voorzitter van de Franstalige of Nederlandstalige ondernemingsrechtbank te Brussel is bevoegd om kennis te nemen van vorderingen in kort geding bedoeld in artikel 589bis, § 3.".
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector
Art. 96. In artikel 14, § 1, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, vervangen bij de wet van 20 juli 2005 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 februari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de inleidende zin worden de woorden "met betrekking tot artikel XI.216/2, § 2, van het Wetboek van economisch recht," ingevoegd tussen de woorden "met betrekking tot de sectoren elektronische communicatie en digitale infrastructuren in de zin van de wet van 1 juli 2011 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren," en de woorden "en met betrekking tot postdiensten en openbare postnetwerken zoals gedefinieerd door artikel 2 van de wet van 26 januari 2018 betreffende de postdiensten";
b) in de bepaling onder 4° /1 worden de woorden "of in het geval van het uitblijven van akkoord in de zin van artikel XI.216/2, § 2, van het Wetboek van economisch recht," ingevoegd tussen de woorden "aanbieders van audiovisuele mediadiensten" en de woorden ", het nemen van een administratieve beslissing".
HOOFDSTUK 7. - Wijziging van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector
Art. 97. In artikel 4, eerste lid, van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, vervangen bij de wet van 31 juli 2017 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2021, worden de woorden "of in het geval van het uitblijven van akkoord in de zin van artikel XI.216/2, § 2, van het Wetboek van economisch recht" ingevoegd tussen de woorden "audiovisuele mediadiensten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bedoelde aanbieders van audiovisuele mediadiensten" en de woorden ", neemt het Instituut binnen een termijn".
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 98. Tegen 31 december 2025 verricht de minister bevoegd voor Economie een evaluatie van deze wet, en brengt hij aan het Parlement verslag uit over de belangrijkste bevindingen.
Art. 99. Onder voorbehoud van het tweede lid is deze wet van toepassing op de werken en/of prestaties die op of na 7 juni 2021 beschermd zijn door het auteursrecht of een naburig recht.
In afwijking van het eerste lid is artikel XI.216/2 van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij artikel 39, niet van toepassing op perspublicaties die voor het eerst gepubliceerd zijn vóór 6 juni 2019.
De bepalingen, zoals ingevoegd bij deze wet, doen geen afbreuk aan de rechten verkregen op grond van de wet of van rechtshandelingen, noch aan de exploitatiehandelingen verricht voor de inwerkingtreding ervan.
Art. 100. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de volgende bepalingen:
1° artikel XI.167/2 van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij artikel 6, artikel XI.205/2 van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij artikel 31, artikel 11, artikel 25 en artikel 36, die in werking treden op 7 juni 2022;
2° de artikelen 87 tot 95, die in werking treden op de door de Koning bepaalde datum.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 19 juni 2022.
FILIP
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
A. DE CROO
De Minister van Economie,
P.-Y. DERMAGNE
De Minister van Justitie,
V. VAN QUICKENBORNE
De staatssecretaris voor Digitalisering,
M. MICHEL
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
V. VAN QUICKENBORNE
_______
Nota
(1) Kamer van volksvertegenwoordigers :
(www.dekamer.be)
Stukken : 55- 2608 (2021/2022)
Integraal Verslag : 16 juni 2022


begin

Publicatie : 2022-08-01